Het RUG-bestuur reageerde vrijdag via een mail aan alle medewerkers en studenten voor het eerst op de commotie die is ontstaan na het ontslag van expert sociale veiligheid Susanne Täuber. De reactie lijkt ‘too little, too late’.
Sinds de ontslagzaak tegen expert sociale veiligheid Susanne Täuber in februari voor de rechter kwam, vragen steeds meer medewerkers en studenten zich af of ze aan de RUG veilig misstanden kunnen melden. Of ze openlijk kritisch kunnen zijn over de organisatie, zonder te vrezen dat het ze de academische kop zal kosten.
Het zijn vragen van een gemeenschap die zich zorgen maakt over de sociale veiligheid en de academische vrijheid. Vragen waarop wekenlang geen reactie kwam vanuit de universiteit en die daarom steeds luider werden.
Petitie en brieven
Wat begon als persoonlijke steunbetuigingen voor Täuber tijdens en na haar rechtszaak, leidde tot een door duizenden mensen ondertekende petitie om het ontslag terug te draaien, een reeks ingezonden brieven aan UKrant (en honderden reacties op de site), meerdere protestacties en vorige week een ingezonden brief van de Algemene Onderwijsbond (AOb) aan ScienceGuide die stelt dat de RUG de academische vrijheid schaadt.
Het college van bestuur reageerde eind vorige week voor het eerst, na weken van oorverdovende stilte. In een mail aan alle studenten en medewerkers stelde het bestuur in vrij algemene bewoordingen dat het niet in kan gaan op personeelszaken, maar dat academische vrijheid en sociale veiligheid (vanzelfsprekend) hoog op de agenda staan.
Niet openbaar
Dat de bestuurders niet kunnen reageren op vragen over de (rechts)zaak is logisch. Het bestuur mag personeelskwesties niet openbaar bespreken. Bovendien is de kans groot dat er in de zaak-Täuber een hoger beroep komt en dus wil (en kan) de universiteit zich niet uitspreken.
Maar het probleem is een andere: de stilte die RUG-bestuur in acht nam, maakte de onrust alleen maar sterker. Waar de gemeenschap om vroeg is erkenning van sociaal onveilige structuren binnen de universiteit. Het zijn immers geen nieuwe problemen, maar al sinds 2021 in kaart gebracht in onder meer kritische rapporten van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde en de Young Academy Groningen.
Cultuurverandering
Dat het bestuur die problemen niet van het ene moment op het andere kan oplossen, is niemand aan te rekenen. Zoals rector Cisca Wijmenga al meermaals in de universiteitsraad zei: het is een cultuurverandering die we met zijn allen moeten aangaan. En dat sindsdien wordt gewerkt aan het verbeteren van de structuren waar misstanden gemeld kunnen worden, is wel degelijk de verdienste van dit college.
Maar waar het bestuur aan moet denken, is dat het de toon zet voor de rest van de universiteit. Als bestuurders wekenlang zwijgen over onderwerpen als deze, dan voelt dat alsof de zorgen van de gemeenschap er niet toe doen. Alsof mensen aan het zeuren zijn.
Dat druppelt door. Zo hebben verschillende mensen die zich uitspraken tijdens de AmINext-campagne (academici die zich achter Susanne Täuber schaarden) van hun leidinggevenden gehoord dat ze hun mond moeten houden. Dat praten over de zaak-Täuber en de zorgen daaromheen te veel onrust op de werkvloer veroorzaakt.
Lopende zaken
Wie de zorgen wel oppikte, waren leden van de universiteitsraad. Zij stelden het bestuur meermaals de vraag wanneer er een reactie op de ontstane onrust zou komen. Bestuursvoorzitter Jouke de Vries stelde toen eigenlijk hetzelfde als in de mail: we kunnen geen uitspraken doen over lopende zaken, maar natuurlijk zijn de onderwerpen erg belangrijk.
Had deze boodschap niet eerder uitgesproken kunnen en moeten worden? In eigen bewoordingen, als een persoonlijke boodschap van een bezorgde bestuurder naar een bezorgde gemeenschap? Had het bestuur niet eerder in gesprek kunnen gaan met bezorgde medewerkers en studenten?
Serieus genomen
Was dat gebeurd, dan had de gemeenschap zich gehoord gevoeld en zich serieus genomen. Was het bestuur eerder in gesprek gegaan, dan had het van eerstejaarsstudenten kunnen horen dat ze niet weten waar ze heen moeten als ze zich niet veilig voelen, en hadden ze wellicht het Academiegebouw niet hoeven bezetten om tot dat gesprek te komen.
Als het bestuur zich eerder kwetsbaar had durven opstellen, was dat een grote stap richting de zo gewenste cultuurverandering geweest.
De uitspraak over Täiber versus RUG is op Rechtspraak.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:RBNNE:2023:854.
Het gaat hier om uiteindelijk twee verschillende zaken, namelijk het geval Tauber enerzijds, en sociale veiligheid binnen de RuG en de bestuurlijke reactie daarop in het algemeen.
Ik ken Suzanne Tauber niet persoonlijk en weet nog minder wat er op de werkvloer heeft gespeeld. Wel heb ik het door haar geschreven YAG rapport gezien, en dat was methodologisch ver onder de maat. Het artikel waar ophef over is kan mij evenmin bekoren. Kortom, ik vraag me eerlijk gezegd af waarom ze ooit benoemd is op een zo prestigieus traject.
Het bovenstaande neemt niet weg dat er ook in mijn ervaring veel onveiligheid is op de RuG werkvloer, en dat bestuurders inderdaad bij voorkeur wegkijken (daarbij gaat het overigens zeker niet alleen om sexuele veiligheid). Zoals een hoofd personeelszaken aan de RuG het ooit formuleerde: bij een conflict tussen een werknemer en een leidinggevende kiezen wij altijd de kant van de leidinggevende. De diepere oorzaak is dat de universiteit een zo hiërarchische organisatie is geworden. Nederlandse universiteiten zijn daarin veel erger dan veel toonaangevende buitenlandse universiteiten. Dat is slecht voor de wetenschap, en slecht voor de veiligheid op de werkplek.
Ik deel je ervaring over sociale (on)veiligheid bij de RuG, maar ik vraag me wel af wat de concrete verschillen zijn tussen Nederlandse en buitenlandse universiteiten hierin? Wat zouden Nederlandse universiteiten volgens jou kunnen doen om op het niveau van de door jou genoemde toonaangevende buitenlandse universiteiten te komen op het gebied van sociale veiligheid?
Geen aanval op jou, maar oprechte interesse van een collega.
Ik heb ondermeer in Cambridge en Princeton als onderzoeker gewerkt en die organisaties dus van vrij dichtbij kunnen observeren. Het belangrijkste verschil was toch wel het ontbreken van het concept “leidinggevende”. Wetenschappelijke staf is zelfstandig en in beide instellingen worden belangrijke beslissingen op de werkvloer gezamenlijk genomen op basis van one man one vote (misschien gaat dat bij grote laboratoria deels anders, dat weet ik niet).
Bestuurders worden in Cambridge ook gekozen en niet van bovenaf benoemd. Zo werd ik zelf op mijn drieëntwintigste als jonge fellow van King’s College in Cambridge gekozen in de beleggingscommissie van dat (heel rijke) College omdat ik mij in de algemene vergadering van alle staf van het College had uitgesproken voor een wat zuiniger uitgavenbeleid. Daarna was ik samen met enkele anderen drie jaar verantwoordelijk voor een zeer omvangrijke beleggingsportefeuille. Toen ik veel jaren later een jaar visiting fellow van Churchil College in Cambridge was mocht ik ook deelnemen aan de algemene vergadering van alle fellows, al mocht ik in die rol wel spreken maar niet meestemmen . Ook de master/provost van zo’n College wordt door alle stafleden gezamenlijk gekozen.
In Princeton had het centrale bestuur wel weer macht, maar hield de dean elk jaar een anonieme enquête onder de wetenschappelijk staf waarin gevraagd wordt naar het functioneren van de departmental chair. Die laatste is een van de vaste stafleden (maar niet noodzakelijkerwijs een full professor) en doet dat een aantal jaren, maar als de staf ongelukkig is duurt dat niet lang, want ontevreden staf van zo’n universiteit laat zich in het Amerikaanse systeem maar al te gemakkelijk wegkopen. Benoemingen van nieuwe stafleden worden weliswaar voorbereid door een search committee, maar bij de beraadslagingen doen alle stafleden mee, en stemmen ze ook allemaal. De meest spanningen kunnen dan nog ontstaan als assistent professors na een paar jaar een vaste aanstelling als associate professor moeten krijgen (of vertrekken). Daar zijn heel zorgvuldige brede procedures met externe inbreng voor, maar toch gaat het wel eens mis.
Zowel in Cambridge als in Princeton gold dat iedereen persoonlijk bevorderd kon worden bij uitmuntende prestaties. Het probleem van twee kapiteins op een schip bestond niet omdat er geen kapiteins waren.
In Nederland is het op twee manieren fout gegaan. De eerste was bij de invoering van de door Jo Ritzen bedachte MUB, waarbij het bestuur anders dan in de voorgaande WUB expliciet top down werd georganiseerd, van bovenaf bij de door de Minister benoemde Raad van Advies waarin in de praktijk nauwelijks wetenschappers zitten, via CvB, naar decanen en dan hoogleraren. Toen ik ooit als jong UD in Nederland begon had ik onder de WUB een overlegrelatie met de hoogleraar en geen gezagsrelatie. Op dit moment kan een hoogleraar een UD vertellen in welke richting diens onderzoek moet gaan, en zijn er zijn zelfs facultaire (of landelijke) onderzoek profielen. De tweede is de invoering van de universitaire functieordening. De bonden hadden moeite met het idee van beloningsverschillen op basis van prestatieverschillen, en dus werd de pretentie verzonnen dat de rangen ook wezenlijk andere functies behelsden, namelijk dat medewerkers in hogere rangen vooral meer leidinggevende taken hadden. Als je naar de criteria kijkt zie je dat niet het meest excellente onderzoek je kwalificeert voor een hogere rang (kwaliteit is ook maar een opinie zei een decaan ooit), maar voorzitterschap van commissies en zo meer. Het gevolg is dat lang niet alle hoogleraren (of decanen) toponderzoekers zijn, en soms zelfs flink zwakkere onderzoekers zijn dan hun medewerkers. Geef zulke mensen macht en je kunt wachten op problemen omdat het aan gezag ontbreekt. De organisatiestructuur weerspiegelt niet waar het in de wetenschap om gaat: inhoudelijke topprestaties. Ik ben ervan overtuigd dat het succes van Britse en Amerikaanse topuniversiteiten voor een niet gering deel berust op hun platte op prestatie gerichte organisatie. En ja, ook daar gaat wel eens wat mis, maar ik heb toch echt veel minder uit de hand gelopen conflicten op de werkvloer gezien, simpelweg omdat er geen gezagsrelaties zijn.
Wat een interessante discussie onder professoren is dit. De vraag kwam voorbij over wat Nederlandse universiteiten zouden moeten doen om minder sociaal onveilig te worden. Bijzonder is en blijft het inderdaad dat de grootste stuntels (geen management kwaliteiten, lage emotionele intelligentie, geen empatisch vermogen etc) onder academici worden gevraagd om niet alleen een onderzoeksgroep te leiden, maar ook om een faculteit te managen. Enkel en alleen maar omdat ze op hun pieterpeutig kleine gespecialiseerde onderzoeksgebied iets hebben bereikt (en nooit alleen, maar dit terzijde).
Gelukkig is er al een tijdje een discussie op gang over of de privileges (en salaris!) van professoren. “Want waarom worden hoogleraren zo apart gezet? Wat maakt hun werk zoveel beter dan de rest van de medewerkers aan een universiteit?” Je ziet opiniestukken voorbij komen bijvoorbeeld recentelijk in de NRC: ‘Moeten de universiteiten de rang van hoogleraar afschaffen? ‘De titel hoogleraar drukt intellectueel gezag uit’ .
Een andere Nederlandse universiteit, Universiteit Utrecht, heeft de discussie aangezwengeld om – hoe vooruitstrevend! – zelfs ondersteunend personeel mee te nemen en het onderscheid tussen wetenschappelijk en ondersteunend personeel op te heffen. Ik copy/paste uit een recent artikel op de ‘Utrechtse UK’, DUB:
“Nu gaat de discussie verder dan alleen de rangen van de wetenschappers. Binnen de Universiteit Utrecht is recent een discussie ontstaan over de vraag of je het onderscheid tussen wetenschappelijk en ondersteunend personeel niet moet opheffen. Kummeling: “Het gaat hier om de principiële erkenning dat de bijdrage van iedereen van belang is voor de kwaliteit van ons werk, de dingen die we doen in voor onderwijs en onderzoek én voor de samenleving.”
In beide discussies wordt een link gelegd met Erkennen & Waarderen. Door het strikte onderscheid op te heffen, zou je volgens Stefanie Vrancken, beleidsmedewerker Erkennen & Waarderen, zichtbaar kunnen maken dat de waardering voor alle medewerkers gelijk is. Ze bevestigt dat de bestaande functies zullen blijven bestaan. “Je hoopt wel dat de kloof kleiner wordt en medewerkers elkaar sneller opzoeken om samen te werken.”
Sociale veiligheid
Duidelijk is dat Erkennen & Waarderen het denken over de wetenschappelijke functies op scherp heeft gezet. Hieke Huistra spreekt over de academische piramide, een hiërarchisch systeem dat niet bevorderlijk is voor werkplezier of zelfbeeld, en een gevaar voor sociale veiligheid. En dat blijft niet alleen beperkt binnen de wetenschappelijke staf. Kummeling erkent het probleem. “Het is helaas zeker nog zo dat er op er bepaalde plekken in de universiteit nog sprake van een geperverteerde hiërarchie, waarin personen baas zijn en bazig doen louter op basis van aantallen promovendi en publicaties. Daar willen we niet voor niets vanaf. Open Science en het programma Erkennen & waarderen moeten daar een aanjagersrol in spelen.”
Wat zegt het over de RuG dat het zich totaal niet in deze discussie/ontwikkeling roert? Open academic community since 1614? Nee, eeuwenoud conservatief bolwerk dat nooit eens het voortouw zal (kunnen) nemen bij maatschappelijke ontwikkelingen.
Hier ben ik het toch niet mee eens. De Erkennen en Waarderen campagne lijkt wat mij betreft toch vooral een poging het belang van wetenschappelijke excellentie onder de mat te vegen door een waaier van andere criteria toe te voegen. Binnen de kortste keren gaat dat leiden tot nog meer macht voor de baasjes en bazinnetjes die het moeten hebben van alles behalve wetenschappelijke prestaties. Laten we eerst maar eens transparanter gaan kijken naar citatiescores en dergelijke kwaliteitsindicatoren. Dan zal blijken dat er nogal wat keizers en keizerinnen nieuwe kleren aan hebben. En nogmaals, geef net als in de VS en tegenwoordig het VK hogere rangen voor betere prestaties, en niet voor een andere functie/rol, want eigenlijk doet iedereen hetzelfde, alleen doen sommigen dat beter dan anderen. Helaas horen daar dan ook verliezers bij, maar ik denk dat de uitkomst meer gelegitimeerd zal zijn.
Dit vraagt ook om veel zorgvuldiger procedures voor werving en selectie dan we nu hebben, en ook betere voor interne bevorderingen. De websites van Britse en Amerikaanse universiteiten staan vol van de relevante documenten, en het is niet moeilijk daaruit best practices voor ons af te leiden.
T.a.v. de reactie van Anoniem (6 april): “‘de werkvloer weet wel beter”, vraag ik mij af: welke werkvloer? Er zijn er nl. vele bij de RuG. Ik zou willen spreken van een flatgebouw met vele verdiepingen. Al die verschillende verdiepingen/werkvloeren zien wat er gebeurt met Susanne Taüber vanuit hun eigen perspectief.
Wie woont er op de hoogste etage, in het penthouse, bovenin met geweldig uitzicht en lekker ver weg van alles? Dat zijn de (vaak manlijke) hoogleraren van middelbare leeftijd die onaantastbaar zijn, elkaar de bal toespelen en die alles willen houden zoals het is. Dit zijn de white privileged lucky few die in de belangrijke besturen, commissies, werkgroepen en clubjes zitten. Ons kent ons. Om toch divers en inclusief over te komen, wordt er vaak wel een vrouw/international/internationale vrouw aan clubjes toegevoegd. Deze groep gaat lekker, ondervinden zelf geen enkel probleem, wil geen cultuur verandering en doet alleen aan window dressing: een regenboog zebrapad hier, een diversity week daar.
Een paar werkvloeren naar beneden tref je bijvoorbeeld de vrouwelijke PhD. Minder uitzicht, maar dat geeft niet, want zij heeft ook geen tijd en energie om ervan te genieten. Ze wordt overladen met steeds meer werk vanuit het penthouse, krijgt uiteraard geen steun van werkvloeren ietsje hogerop, totdat ze gedesillusioneerd en gebroken moet stoppen met haar academische carrière. Easy come, easy go. Jammer dan, je was toch ook ongeschikt om in de academische wereld te functioneren, want je kwetsbaar kunnen/durven op te stellen doen we niet en collegialiteit is er ook niet in de hiërarchische academische wereld. Swimming with sharks!
En dan zakken we helemaal af naar beneden en daar vinden we de werkvloeren met uitzicht op blinde muren. Daar zit de ondersteunende staf te zwoegen. Professionals – velen met een academische opleiding – die maar al te goed weten dat alles draait om de ‘academics’ en dat jij als ‘support’ niet moet beginnen over carrière ontwikkeling. Dat is er alleen voor academics. Jij als ‘support’ moet dankbaar zijn dat je überhaupt hier mag werken. Support staf dat snakt naar loontransparantie, zodat eindelijk duidelijk wordt dat HR jou inderdaad uitknijpt.
Mijn werkvloer ziet duidelijk dat de bovenste werkvloer, de ivory tower, werkelijk waar geen enkel benul en affiniteit heeft met wat er in de samenleving speelt. En dus weten ze niet goed hoe te reageren of te handelen.
Wanneer de RuG echt zou willen veranderen, dan zou het flatgebouw moeten worden veranderd in een gelijkvloerse bungalow.
Deze manier van framing helpt de discussie niet bepaald vooruit, en helpt al helemaal niet om met elkaar in gesprek te gaan over manieren waarop we met elkaar willen werken. Of de RUG nou te hierarchisch is of niet, er zullen altijd wel hierarchische verschillen zijn. Het is nogal simplistisch om mensen hoger in de hierarchie af te schilderen als kwaardaardige daders en mensen lager in de hierarchie als willoze slachtoffers. Dat op zich al draagt bij aan gevoelens van onveiligheid, in alle hierarchische lagen. Soms moeten leidinggevende nou eenmaal belissingen nemen die niet iedereen leuk vindt. Natuurlijk moet dat met integriteit en transparantie gedaan worden., maar OOK zonder de angst om dan vervolgens beschuldigd te worden van discriminatie/machtsmisbruik of wat al niet. Sociale veiligheid komt van twee kanten. Laten we op die manier met elkaar in discussie gaan, zonder te demoniseren.
Sociale onveiligheid komt altijd voort uit machtsongelijkheid. En bij onveiligheid zijn er daders en slachtoffers – zoals jij aangeeft. Echter, het gaat vooral om het systeem, de structuur die bepaalt of een dader kwaadaardig is en het slachtoffer weerloos. Dat is geen framing, dat is een feit. Wanneer slachtoffers meer mogelijkheden hebben om weerbaar te zijn en daders niet langer onschendbaar en overal mee wegkomen, pas dan zal sociale onveiligheid afnemen. Dan hebben ook daders nl. iets te verliezen. Bij de RuG is de machtsongelijkheid op allerlei vlakken helaas immens – juist door de ongelofelijke hiërarchie die er is. Erkennen dat sociale onveiligheid te maken heeft met een sterk hiërarchische verhoudingen is een eerste stap naar een oplossing. Maar…wie heeft er dan iets te verliezen? Juist en daarom gebeurt er niets dat structureel sociale onveiligheid aanpakt.
Kijk, dit is een fijnere toon van discussie, dank je. Ik vind het prima om de hiërarchische structuur te discussie te stellen. Want je hebt natuurlijk een punt dat een mindere machtige positie iemand kwetsbaarder maakt. Maar ik ben het oneens dat de structuur per definitie bepaalt wie er dader is en wie slachtoffer. Leidinggevenden kunnen ook ten onrechte beticht worden van discriminatie/harassment/etc. en vervolgens aan de publieke schandpaal genageld worden. De structuren dragen ook bij aan hoe voor de buitenwereld ambigue situaties geïnterpreteerd worden. Mensen die er niet zelf bij betrokken zijn kunnen wel erg makkelijk de conclusie trekken dat de minder machtige een willoos slachtoffer is, terwijl die ook wel degelijk de oorzaak kan zijn van een conflict en zich abominabel kan hebben gedragen.
Ik wil jou ook bedanken, Agnes, voor een iets genuanceerdere toon en door niet meteen in de bres te springen voor de high and mighty. Alhoewel…eigenlijk doe je dat toch wel weer. Jij stelt nl. dat een hiërarchische structuur niet per definitie bepaalt wie dader en wie slachtoffer is. En natuurlijk kan “een minder machtige oorzaak zijn van conflict en zich abominabel gedragen”, echter het omgekeerde is natuurlijk de standaard. Overal. En vrijwel altijd. Met name in sectoren met grote hiërarchische ongelijkheid: de entertainment industrie, medische wereld, academische wereld etc. Power corrupts en in hiërarchische structuren kom je daar heel lang mee weg. In geval RuG: zolang een dader (bijvoorbeeld een dekaan die een onderzoeker eruit werkt omdat de uitkomsten van een artikel hem niet bevallen) een schouderklopje krijgt van het CvB (dekaanschap met nog ‘s 4 jaar verlengd!) en het slachtoffer wordt afgeserveerd en thuiszit, ben ik er niet bang voor dat bij de RuG “een minder machtige” het snel zal winnen in de huidige structuur. En dus ook niet dat sociale ongelijkheid en machtsmisbruik snel worden opgelost. En daar zullen best veel mensen opgelucht over zijn. Toch geloof ik dat the times are a changing, of de RuG nu wil of niet.
Ik heb hier twee problemen mee. Het eerste probleem is dat er al te gemakkelijk wordt uitgegaan van de onvermijdelijkheid en vanzelfsprekendheid van hiërarchie. Er is immers toch wel wat onderzoek waaruit blijkt dat in de kennisindustrie niet-hiërarchische structuren het beste zijn. Verder is er best wel wat onderzoek waaruit blijkt dat juist die hiërarchie vaak debet is aan onveiligheid. Natuurlijk laat dit onverlet dat er ook best medewerkers kunnen zijn die zich honds gedragen.
Mijn laatste observatie is een wat deprimerende: vrijwel iedereen publiceert hier anoniem. Is je eigen naam gebruiken inderdaad zo eng? Als dat zo is hebben we echt een probleem.
Natuurlijk is er een reden waarom mensen hier anoniem reageren en inderdaad is dat het gevolg van een groot probleem #aminext
Het is wel opvallend dat het zwijgen van bestuurders wordt opgevat als het niet serieus nemen van de zorgen. Je zou ook kunnen denken: Een reactie, vooral eentje die ook samenhangt met een persoonlijke kwestie en een rechtzaak, vergt zorgvuldigheid en tijd. Misschien had het sneller gekund, maar toont dat onwil? Klunsigheid wellicht, of juist zorgvuldigheid. Waarom zo’n negatieve interpretatie? Omdat het bestuur “de machtige partij” is en “dus” de boeman? Bovendien komt de reactie van het bestuur op mij over als dat ze wel degelijk stappen hebben gezet met het onderwerp en daarmee nog steeds bezig zijn. Waarom zou je dat bij voorbaat “too little” noemen? Ik zie ook niet helemaal waar dit artikel op gebaseerd is. Eerder een opinie artikel dan een nieuws-analyse, zoals hierboven ook al genoemd.
Het bestuur moet natuurlijk ook aan de gemeenschap kunnen en willen uitleggen waarom ze in deze casus niet voor bescherming maar voor ontslag gekozen hebben. Daar heeft de gemeenschap sowieso recht op en bovendien kan de zaak dan veel beter inhoudelijk besproken worden dan in een rechtszaak.
Dat hoeft het bestuur helemaal niet, en nee de gemeenschap heeft ook geen ‘recht’ om zoiets te weten. Dit soort casussen zijn vervelend, maar zijn ook persoonlijke aangelegenheden. De enige reden dat het zo publiekelijk is geworden, is omdat mevr. Tauber per se een charme-offensief wilde voeren in het publieke domein, om men ervan te overtuigen dat ze op oneigenlijke gronden is ontslagen. Op de werkvloer weet men echter wel beter.
Je bedoeld de werkvloer waar iedereen te bang is om tegen te spreken omdat je anders ontslagen wordt , die werkvloer? Belastingbetalers, studenten, collega’s, ouders van studenten hebben het volste recht op volledige transparantie, vreemd om zoiets te ontkennen, publieke instelling?
Het heet een ‘nieuwsanalyse’, maar dit is gewoon een opiniestuk, toch? Niet om het onderwerp minder belangrijk te maken; maar het verschil tussen nieuws en opinie lijkt me niet triviaal.
Ik vind wel dat de expertise van journalisten als meer dan een opiniestuk moet worden wardeerd.
Ik denk dat we de mening van journalisten niet boven die van andere mensen moeten stellen. Een opinie is een opinie, en de kwaliteit daarvan is afhankelijk van de informatie en redeneringen waarmee die opinie onderbouwd wordt, of dat nu door een journalist gebeurt of door iemand anders.
Maar dit is geen opiniestuk, dit is een analysestuk. Analyse is anders dan opinie, omdat je gebruik maakt van jouw expertise, niet van persoonlijke voorkeuren. Dus ja, ik vind wél dat we een nieuwsanalyse van journalisten boven die van andere mensen moeten stellen.
Een boeiend citaat uit het bovenstaande verhaal:
“Dat druppelt door. Zo hebben verschillende mensen die zich uitspraken tijdens de AmINext-campagne (academici die zich achter Susanne Täuber schaarden) van hun leidinggevenden gehoord dat ze hun mond moeten houden. Dat praten over de zaak-Täuber en de zorgen daaromheen te veel onrust op de werkvloer veroorzaakt.”
Leiding geven door monddood te maken. Angst voor onrust. Ik kan dat moeilijk rijmen met de opdracht van een universiteit. Overigens vind ik de berichtgeving inzake deze zaak afgewogen, en, ik heb weinig gemerkt van censuur van de redactie van de UK.
Merkwaardig. Ik plaatste een relatief onschuldige opmerking die niet blind achter de hetze aanloopt en die wordt verwijderd.
Ik zie dat de vrijheid van meningsuiting inderdaad zwaar onder druk staat.
Aan onbelangrijk: Uw reactie is verwijderd omdat u scheldt. Dat heeft met vrijheid van meningsuiting niets te maken, wél met fatsoenlijk omgaan met elkaar. Zie ook onze spelregels voor reageren op onze artikelen. (RS)
Ik zal de term dan niet nogmaals gebruiken, maar schelden vind ik nogal sterk uitgedrukt.
Als ik de reacties onder veel berichten zie lijkt me de verwijderde reactie niet buiten proporties.
Desalniettemin zal ik in ieder geval herhalen dat de UKrant wel wat mag doen aan gebalanceerde berichtgeving en nuance.
Bestuur probeert tijd te kopen, met de mail een poging de geest weer terug in de fles te krijgen. Om weer over te gaan tot de orde van de dag. Too little too late.