Vier RUG-opleidingen doen mee met de landelijke pilot voor een beter ingericht academisch jaar. Bij de bachelor econometrie proberen ze dat met minder toetsweken en meer zomervakantie.
Ook op de faculteiten science and engineering, wijsbegeerte en ruimtelijke wetenschappen start volgend academisch jaar een proefproject. ‘We mogen die op verschillende manieren vormgeven en zullen daar ook gebruik van maken’, zegt een woordvoerder van de RUG.
Rustperiode
Het eerste concrete voorbeeld is bij de bachelor econometrics & operations research. ‘De kern van deze pilot is dat we slechts een paar lesweken minder hebben, maar vooral minder toetsweken’, zegt de woordvoerder.
Nieuw is dat het eerste semester zo wordt ingericht dat het voor de kerstvakantie helemaal klaar is, dus zonder gebruikelijke toetsweek na de vakantie. Op die manier kan de vakantie een echte rustperiode zijn. Ook eindigt het academisch jaar eerder, waardoor de zomervakantie vroeger begint.
‘We zijn nu de vakken zo aan het herontwerpen dat de studenten hopelijk ook veel gelijkmatiger en gedurende de hele periode studeren.’
Werkdruk verminderen
De pilot is een initiatief van onderwijsminister Robbert Dijkgraaf. Hem viel op dat het academisch jaar in Nederland gemiddeld negen weken langer duurt dan op buitenlandse universiteiten. Bovendien zijn er in Nederland relatief weinig onderwijsvrije periodes en is er minder tijd voor onderzoek.
Door Nederlandse uni’s de ruimte te geven om een jaar anders in te richten, hoopt hij de werkdruk onder docenten, onderzoekers en studenten te verminderen. Ook wil hij onderzoekers en docenten zo meer ruimte geven voor onderzoek en voor ontwikkeling en innovatie van het onderwijs.
Kinderschoenen
Hoe de pilot er voor de andere RUG-faculteiten uit komt te zien, wordt nog onderzocht. Dat doet de universiteit samen met studenten en opleidingscommissies. ‘Het staat nog in de kinderschoenen’, zegt een woordvoerder. ‘We onderzoeken met elkaar wat het meest en snelst resultaat geeft, waar iedereen zich in kan vinden.’
Het experiment loopt in eerste instantie voor twee jaar, waarna het wordt geëvalueerd. De minister stelt hier tien miljoen euro voor beschikbaar.