waybackmachine
Sportcentrum ACLODe academische verzorgingsstaat
Paddepoel Noord heette de weidse groene vlakte in de jaren zestig van de vorige eeuw; uitgestrekte landerijen langs het Reitdiep tot aan de horizon, waar de wind vrij spel had. Totdat de RUG er neerstreek met onder meer het grote WSN-gebouw (het latere Duisenberggebouw, de letters stonden voor wiskunde, sterrenkunde en natuurkunde) en – helemaal in het zuidwestelijke hoekje – de Academische Centrale voor Lichamelijke Opvoeding; nogal een mondvol voor wat iedereen gewoon kent als de ACLO.
In januari 1990 werd de Groningse Nobelprijswinnaar Frits Zernike de naamgever van het terrein, waar sindsdien voortdurend werd en nog steeds wordt gebouwd. Anno 2023 zijn de landerijen grotendeels verdwenen en huisvest de campus meer dan vierduizend medewerkers en zo’n 35.000 studenten van de RUG en Hanzehogeschool, en ook laboratoria, onderwijsgebouwen, hightech faciliteiten en zo’n 150 bedrijven.
De ACLO opende na enkele omzwervingen door de stad in september 1967 de deuren op Universiteitscomplex De Paddepoel – zo heette het ook nog een tijdje. Het was een modern en eigentijds sportcentrum met een sporthal, drie kleinere zalen en enkele sportvelden (vooral voetbal en tennis).
Tegenwoordig maken zo’n 20.000 studenten en medewerkers van RUG en de Hanzehogeschool gebruik van de sportfaciliteiten. De Hanze overigens met een onderbreking. Twee jaar nadat het sportcentrum op zijn huidige plek werd geopend, werden hbo-studenten ook toegelaten. Maar die moesten drie jaar later weer vertrekken, omdat de minister vond dat de subsidie alleen gold voor de universiteit.
Sporten en vrije seks
De bouw van het sportcentrum gebeurde in de jaren van de flowerpower, van massale studentenprotesten, tegen de oorlog in Vietnam en voor vrije seks. Maar het waren, minder bekend, ook de jaren dat sportbeoefening razend populair en toegankelijk werd voor iedereen.
Dat ligt minder voor de hand dan het lijkt. Sporten was tot in de tweede helft van de vorige eeuw nog vooral een privilege voor de welgestelden – lees wat betreft de universiteit: de studentenverenigingen en hun hun vermogende leden. Met de komst van de ACLO veranderde dat. Want ook voor wie geen lid was van een studentenvereniging, werd sportbeoefening ineens haalbaar want betaalbaar.
De cijfers spreken boekdelen. Al bij de opening in 1967 telde het sportcentrum dertig verschillende sportverenigingen en zesduizend leden, indertijd ongeveer de helft van het aantal studenten in Groningen (aardig weetje: in geen studentenstad in Nederland werd zo veel gesport als in Groningen).
RUG-historicus Klaas van Berkel, auteur van de drie lijvige boekwerken Universiteit van het Noorden, omschrijft de ACLO dan ook treffend als ‘het oudste onderdeel van de academische verzorgingsstaat’.
Wegbereider
Aan de basis van deze ‘verzorgingsstaat’ stond Frits Buytendijk (1877-1974), een veelzijdige en flamboyante hoogleraar die in Groningen het vak algemene fysiologie doceerde. Hij was een van de wegbereiders van sportmedisch onderzoek – toen nog iets onbekends.
Hij kreeg het Internationaal Olympisch Comité (IOC) zo ver dat het een laboratorium voor zulk onderzoek opzette, waar Buytendijk samen met vijftig internationale wetenschappers in 1928 (het jaar dat de Spelen in Amsterdam werden gehouden) aan het werk ging.
Sporten is goed voor de gezondheid, daarvan was Buytendijk allang overtuigd (in die jaren was daar nog nauwelijks iets over bekend en soms werd er openlijk aan getwijfeld of zelfs gewaarschuwd voor ‘sportverdwazing’). De professor zag meer voordelen: sport ontspant, verbroedert, bevordert de saamhorigheid en – daar bleek de universiteit later natuurlijk niet ongevoelig voor – heeft een positieve invloed op de studieresultaten.
De universiteit groeide in de naoorlogse jaren als kool en zo ook de aantallen studenten die wilden sporten. Het Universitair Sportgebouw aan de Antonius Deusinglaan (op het terrein van het huidige UMCG) was al snel veel te klein en raakte bovendien in verval. Het bijbehorende oefenveldje was ook al verdwenen, zo werd in het jaarverslag van 1959 nogal sip opgemerkt.
Noodkreten
Ook andere terreinen waar studenten hun sport beoefenden, waren in slechte staat. Sommige sporten moesten vanwege ‘volkomen ongeschiktheid van deze velden’ zelfs voortdurend wedstrijden afgelasten. Dat ging nog jaren zo door, ondanks alle noodkreten.
Het gevolg? Sportclubs moeten een ledenstop instellen, trainingen kwamen te vervallen, een club in oprichting strandde vanwege gebrek aan een accommodatie, voor zwemmen golden tijdslots van maximaal een uur.
Uiteindelijk kwam het enkele jaren later, in 1967 dus, allemaal goed. Het sportcentrum groeide daarna gestaag door. Hoewel sommige verenigingen zich nooit onder de koepel schaarden van de ACLO (zoals de roeiers van Aegir en de gymnastiekvereniging Donar), vonden steeds meer sporten er onderdak, van zweefvliegen tot voetbal, van paardendressuur tot padel, en van BOMmen (Bewegen Op Muziek) tot schaatsen.
Hbo-studenten
In het jaar 2000 opende de ACLO, al was daar wel een discussie van meer dan tien jaar aan vooraf gegaan, alsnog de deuren voor hbo-studenten. Een edel motief lag daar overigens niet aan ten grondslag, wel ordinaire bezuinigingen in politiek Den Haag die zonder deze ‘fusie’ een kaalslag dreigden te veroorzaken onder de studentensporten.
Daarom sieren tegenwoordig zestig (oud-)sporters van de RUG en Hanzehogeschool samen de Olympische Wand in het sportcentrum, als eerbetoon aan én etalage van de studentensport.
Want waren de Nederlandse volleybalmannen tijdens de Olympische Spelen van 1996 in Atlanta kampioen geworden zonder hun coach Joop Alberda, die zijn eerste sportieve stappen zette op Universiteitscomplex De Paddepoel?
Zou voormalig RUG-student en oud-turner Epke ‘The Flying Dutchman’ Zonderland de koning van de rekstok zijn geworden op de Spelen van 2012 in Londen als professor Frits Buytendijk niet in Groningen had gedoceerd? Had RUG-student en shorttrackschaatsster Xandra Velzeboer vorig jaar in Beijing olympisch goud gewonnen zonder dat verlaten hoekje op Paddepoel Noord?
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van onder meer ‘Sportcentrum Illustrated’ (het magazine dat is gemaakt naar aanleiding van het 50-jarig bestaan van het Sportcentrum in 2017) en ‘Universiteit van het Noorden’ (deel 3) van RUG-historicus Klaas van Berkel.