Van het geld kunnen de Nederlandse universiteiten de aanstellingen voor de komende vijf jaar financieren. Daarna komen de kosten van de aanstelling voor eigen rekening. De maatregel komt bovenop de afspraak van Nederlandse universiteiten om uiterlijk in 2020 tweehonderd nieuwe vrouwelijke professoren aan te stellen.
Eind 2016 was 18 procent van de Nederlandse hoogleraren vrouw. Uit de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2016 blijkt dat het aandeel langzaam toeneemt. Als het aandeel vrouwen in hetzelfde tempo blijft groeien, is een evenredige man-vrouwverdeling pas in 2054 een feit. Veel te langzaam, vindt Bussemaker. ‘We lopen enorm achter. Ook op internationaal vlak. Er moet dus een tandje bij, of misschien wel twee.’
‘Best goed’
‘We doen het op zich best goed, in vergelijking met andere universiteiten’, zegt RUG-woordvoerder Gernant Deekens. ‘We hebben een eigen beleid om meer vrouwelijke hoogleraren aan te trekken, waaronder het Rosalind Franklin Fellowship.’
Het aandeel van vrouwelijke hoogleraren aan de RUG was eind 2015 19,4 procent. Daarmee werd de doelstelling om eind 2015 25 procent vrouwelijke hoogleraren te hebben niet gehaald. ‘De praktijk is weerbarstig’, schetst Deekens. ‘Er zijn meerdere redenen waarom dat streefgetal niet gehaald is. Feit is dat veel vrouwen het liefst parttime werken en het hoogleraarschap is een fulltime functie.’
Toejuichen
Op de vraag of extra geld vanuit het ministerie de RUG gaat helpen om de doelstelling te halen, kon Deekens nog geen antwoord geven. De universiteit is desondanks blij met de maatregel van de minister. ‘We kunnen dit alleen maar toejuichen’, zegt Deekens.
De maatregel van Bussemaker gaat direct in. Universiteiten krijgen alleen geld als ze extra plekken creëren, wat neerkomt op één vrouwelijke hoogleraar per faculteit. De maatregel markeert het Johanna Westerdijk-jaar. Westerdijk werd in 1917 benoemd tot eerste vrouwelijke Nederlandse hoogleraar.