De vakbonden en universiteiten spraken dit jaar een loonsverhoging af van in totaal 4,7 procent: 3,7 procent per 1 september en nog eens een procent vanaf januari 2025. Maar had dat met de dreigende miljoenenbezuinigingen niet minder kunnen zijn, om meer mensen te behouden?
Het is een vraag die na bekendmaking van de nieuwe cao-afspraken in de zomer meer dan eens door medewerkers werd gesteld. In de cao van vorig jaar werd immers al een loonsverhoging van 9 procent doorgevoerd, de hoogste in jaren. En bovendien zei de universiteit achteraf dat die bijdroeg aan de financiële problemen.
‘De mensen die dit denken, staan er zelf relatief het beste voor’, zegt Bernard Koekoek van vakbond FNV. Hij was een van de onderhandelaars die de gesprekken voerde met koepelorganisatie Universiteiten van Nederland (UNL). ‘Er zit natuurlijk best wel wat verschil tussen de functieschalen en de meeste medewerkers vallen niet in de hoogste schalen. Wij willen niet dat zij opdraaien voor de gevolgen van de inflatie.’
Daar is Hans Biemans, lid van het Groningse college van bestuur, het mee eens. Bovendien, zo stelt hij, zorgen de afspraken van dit jaar ervoor dat er banen blijven. ‘Voor 2024 vallen de afspraken prima binnen de loonbijstelling en hebben we zelfs een beetje ruimte over om de effecten van de vorige loonafspraken te mitigeren. Daarmee hebben we dus ook arbeidsplaatsen behouden.’
Compensatie achteraf
Het probleem van vorig jaar ligt aan de manier waarop de loonbijstelling gefinancierd wordt. Een deel komt rechtstreeks van het Rijk, legt Biemans uit, en een deel komt van subsidiegevers als de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
‘Maar in tegenstelling tot het bedrag dat we van het Rijk krijgen, volgt NWO de loonontwikkelingen van een aantal jaren en krijgen we de compensatie pas achteraf. Wij financieren dat deel zelf voor’, zegt Biemans.
In voorgaande jaren, toen het bedrag schommelde tussen de 1,5 en 2,5 procent, is de voorfinanciering nooit een probleem geweest. Maar door de hoge stijging van vorig jaar, boven op de financiële problemen die er al waren, was het even slikken voor de universiteit.
Verkeerd ingeschat
Koekoek kan zich er nog over opwinden dat de universiteiten de schuld toen bij de gemaakte afspraken legden. ‘Achteraf zeggen de universiteiten ook dat ze het zelf verkeerd hebben ingeschat. Ik ga ervan uit dat ze dat dit jaar niet opnieuw hebben gedaan’, zegt hij.
Volgens Biemans speelt het acute probleem van vorig jaar nu niet. ‘Bovendien zullen we in de komende jaren juist wat ruimte overhouden.’
Het idee dat de huidige loonsverhoging te hoog zou zijn, is mede ontstaan doordat de universiteiten de financiële problemen deels op de cao-afspraken afschoven, vermoedt Koekoek. ‘Dit jaar hebben we de afspraken gemaakt wetend dat er ingewikkelde tijden aankomen. Maar dat het ingewikkeld wordt, betekent niet dat we geen nieuwe afspraken maken. Niets doen is de slechtste keuze die je kunt maken na de torenhoge inflatie.’
Aansluiten bij andere sectoren
Die afspraken zijn ook volgens Biemans hard nodig. Want, stelt hij, je moet niet alleen kijken naar de inflatie, maar ook een goede werkgever blijven in vergelijking met de sectoren om de universiteit heen. ‘We zagen dat we vooral bij de middeninkomens niet goed aansloten bij bijvoorbeeld commerciële partijen, of het hbo. En de categorie mensen die midden in hun carrière zitten, jonge kinderen hebben, een huis willen kopen, die moeten we ook ondersteunen.’
Wat Biemans betreft is er met de huidige loonafspraken een goede stap gezet. Toch zijn er mensen die zeggen: goh, kan ik niet zelf wat procenten inleveren om iemand anders te houden? Volgens Koekoek is dat onmogelijk. ‘Je kunt als universiteit niet zomaar van de loonafspraken in de cao afwijken. Bovendien zou je daarmee individuen de verantwoordelijkheid gaan opleggen voor het feit dat de baan van Pietje of Jantje op de tocht staat. Dat kan echt niet.’
Nee, het probleem is veel groter dan creatieve oplossingen, zegt Koekoek. ‘Het is door het kabinetsbeleid dat banen op de tocht dreigen te raken. Daar kunnen we samen naar gaan kijken, maar het probleem is zo stevig, dat we het onderling niet kunnen veranderen. Het kabinet moet verandering aanbrengen en daar moeten we nu met zijn allen achteraan.’