Academische vrijheid betekent dat wetenschappers de vrijheid moeten hebben om hun onderzoek naar eigen inzicht te verrichten. In China ontbreekt dat: Xi Jinpings regering heeft een zerotolerancebeleid voor academici met ‘afwijkende onderzoeksinteresses’. Als je wilt weten wat dat zero-tolerance beleid inhoudt, kan je er op googelen, want in Nederland mag je wel googelen.
Want hier in het vrije westen hebben we dat soort vrijheden. Het westen is goed en China slecht: dat is een makkelijk, en daarmee aantrekkelijk, narratief. Maar wel te zwart-wit. In het westen zijn de vrijheden voor academici ook niet ongelimiteerd. In Nederland zijn de eerste politici al opgestaan die roepen om het ontslag van wetenschappers met onwelgevallige meningen.
Amerika ligt ons op dit gebied een stap voor (of achter, het is maar hoe je het ziet). Het ‘Dicky Amendment’ uit 1996, aangenomen door het congres na een lobby van de National Rifle Association, houdt in dat er geen overheidsfinanciering gestoken mag worden in onderzoek naar ‘gun control’. Trump heeft onlangs iets soortgelijks gedaan met betrekking tot klimaatverandering.
Twee onderwerpen waarvan de politiek geen nieuwe wetenschappelijke inzichten wil horen. Prima als je daar wetenschappelijk onderzoek naar wilt doen. Maar denk niet dat je de middelen krijgt om het onderzoek uit te voeren. Net als in China maken de Amerikanen academici om politieke redenen monddood.
In Nederland gebeurt dit een stuk genuanceerder. Een deel van het onderzoeksgeld wordt door NWO via de reguliere programma’s verdeeld en daar kan iedereen naar meedingen. Een ander deel wordt echter uitgegeven via bijvoorbeeld het topsectorenprogramma. Dit zijn thema’s die door de overheid belangrijk gevonden worden – doorgaans thema’s met een directe economische waarde.
Als je iets wilt onderzoeken dat hier niet binnen valt, heb je dus minder kans op het geld om dat te doen. Dat de belastingbetaler meebeslist wat met belastinggeld gebeurt, is amper een schending van de academische vrijheid te noemen. Die academische vrijheid bevindt zich dus meer op een continue schaal dan een simpel ja/nee.
Verder hanteren veel mensen een verkeerde interpretatie van het begrip. Bij de UvA was ophef over een uitnodiging voor de Canadese psycholoog en zelfhulpboekjesschrijver Jordan Peterson. Peterson wordt bekritiseerd omdat elke wetenschappelijke basis voor zijn ideeën ofwel ontbreekt, ofwel achterhaald is.
Die kritiek was aanleiding voor Petersons fanboys (fangirls heeft hij nauwelijks) om te roepen dat de academische vrijheid in het geding komt. Dat is natuurlijk onzin. Ten eerste is de universiteit geen zeepkist waar iedereen maar op mag gaan staan oreren, ten tweede is kritiek op elkaars theorieën juist de basis van wetenschap.
Het leek me ook wel nuttig dat Peterson kwam. Hij gaf z’n lezing strak in het pak en werd aangekondigd met de mooie titels van Amerikaanse topuniversiteiten die hij heeft. Toch kon hij gewoon onzin uitkramen. ‘Luister altijd kritisch naar de boodschap, zonder je te laten misleiden door de verpakking.’ Dat lijkt me een uitstekende boodschap voor universiteiten om uit te dragen.