Studenten gebruiken te veel prestatieverhogende middelen om te studeren. En dat moet veranderen, zegt staatssecretaris Paul Blokhuis van Volksgezondheid.
Studenten gebruiken meer en meer middelen als Ritalin en dexamfetamine om zich beter te kunnen concentreren. Uit onderzoek van RUG-psycholoog Anselm Fuermaier bleek vorig jaar dat zestien procent van de eerstejaars studenten methylfenidaat had geslikt, het werkzame bestanddeel in veel ADHD-medicatie. Bijna 60 procent van deze groep zei dat ze het ‘af en toe’ namen, en ongeveer 1 procent ‘regelmatig’.
‘Het is vanwege de academische druk dat ze deze stimulerende middelen gaan gebruiken’, denkt Fuermaier. ‘Maar een ander probleem is het feit dat ze heel makkelijk toegang hebben tot deze drugs.’ De studenten krijgen het middel meestal van andere studenten of van familieleden met ADHD. Zo’n 30 procent krijgt het via de zwarte markt.
Eerder onderzoek van de Universiteit van Amsterdam liet ook al zien dat er een ‘levendige handel’ bestaat in prestatieverhogende middelen.
Studiedoping
Studenten gebruiken het vooral in periodes van stress, beaamt de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer. ‘Gevoelens van mentale druk stimuleren het gebruik van zogenaamde ‘studiedoping’, stimulerende middelen om de hoge verwachtingen en de studiedruk aan te kunnen.’
Hij verwacht bovendien dat het gebruik van dergelijke middelen in de toekomst alleen maar zal toenemen. ‘Onderwijsinstellingen en deskundigen wijzen op een groeiende trend en vrezen voor een toekomstbeeld waarin studeren met een pilletje normaal wordt.’
Ongewenst, vindt Blokhuis. ‘Dat geneesmiddelen om de verkeerde redenen worden gebruikt gaat namelijk gepaard met effecten die de gezondheid ernstig kunnen schaden.’ Het gaat dan om hartkloppingen, slaapproblemen, stemmingswisselingen of paniekaanvallen. ‘Jarenlang gebruik kan zelfs leiden tot een burn-out, omdat de gebruiker altijd ‘aan’ staat en het lichaam hierdoor te weinig rust krijgt.’
Diagnoses
Een brede aanpak is nodig, maar de staatssecretaris weet nog niet precies hoe. Daarvoor is meer informatie nodig over waarom en hoe studenten ze gebruiken. Daarom volgen eerst gesprekken met zorginstellingen, studentenorganisaties, zorgverleners en onderzoeksinstituten.
Fuermaier denkt dat vooral de diagnoses zorgvuldiger moeten worden gesteld. ‘Artsen zouden de medicatie niet te snel moeten voorschrijven. Ze moeten een volledige klinische diagnose stellen en zorgvuldig evalueren.’
In maart 2022 wil Blokhuis de Tweede Kamer informeren over vervolgacties.