Stel, je bent een student. In het vak dat je volgt, doet zich een probleem voor waardoor effectief studeren erg moeilijk wordt gemaakt. Je rapporteert het probleem bij de docent, in de hoop dat je je tentamen zal halen zonder er een burn-out aan over te houden. Het antwoord luidt: ‘Ik zal misschien kijken of we er voor volgend jaar iets mee kunnen.’
Toen mij dit overkwam en ik teleurgesteld verder ploeterde, dacht ik in eerste instantie dat ik misschien niet duidelijk genoeg was. Misschien interpreteerde de docent het als verbeterpunt, niet als probleem, dacht ik. Maar mijn ervaring bleek niet op zich te staan.
Vorig jaar is mijn opleiding ‘verengelst’ en is het curriculum omgegooid. Ik sprak er toen een aantal eerstejaars over: de eerste studenten die de eer hadden om er last van te hebben. ‘We voelen ons gebruikt als proefkonijnen’, zei een van hen, en anderen knikten.
In mijn gedachten vormde zich acuut een bizar tafereel. Een student op een tafel in een labzaal. Een aantal witjassen om haar heen die met een lampje in een gat in haar schedel turen. De student maant de onderzoekers tempo te maken, omdat ze nog moet werken. Verderop propt iemand een tentamenblaadje onder een microscoop en roept: ‘Eureka! We moeten ze eerst onderwijzen!’
Ik begreep eerst niet goed wat de kritiek was. Als je namelijk een opleiding ondersteboven kiepert, kan je niet op elk probleem anticiperen. Toen ik zelf de eerste chaos rond de veranderingen begon te merken, inclusief het genegeerde probleem, probeerde ik er vooral begrip voor te hebben.
Maar de proefkonijnen waren van tevoren niet goed op de hoogte van hun primeur. Niet alle internationale studenten wisten dat zij de eerste Engelstalige lichting zouden vormen. De veranderingen in het curriculum waren wel benoemd, maar slechts als ‘een beetje anders’. Gedurende het jaar bleken de veranderingen zo groot dat die tot problemen leidden.
Je krijgt het idee dat de universiteit je gebruikt om het onderwijs van komende jaren te ontwikkelen
Docenten hebben moeite met de omschakeling van Nederlands naar Engels. Studiemateriaal was soms onvoldoende aangepast aan de andere taal of het nieuwe programma. Oude tentamens, samenvattingen en andere voorbeelden van voorgaande jaren waren niet meer bruikbaar.
Om dit soort veranderingen in goede banen te leiden, hebben docenten voorbereidingstijd nodig. Die was er onvoldoende, met het gevolg dat vakken inhoudelijk of praktisch slordiger verliepen dan in voorgaande jaren. Ik vraag me dan ook af of de docenten de veranderingen wel een goed idee vinden.
Als de kwaliteit van je opleiding te lijden heeft en er zich problemen voordoen, wil je als student dat er wordt ingegrepen. Want jouw voortgang hangt er van af. Maar als er een mentaliteit lijkt te heersen van ‘dat lossen we volgend jaar wel op’, krijg je het idee dat de universiteit je slechts gebruikt om het onderwijs van de komende jaren te ontwikkelen.
Een experiment zonder informed consent of de optie om je er zonder gevolgen uit terug te trekken. Toch een beetje teleurstellend, voor een universiteit.