Geachte professor Cliteur,
Ik ben een student filosofie aan die door u zo in twijfel getrokken Groningse faculteit. Vooralsnog heb ik niets te maken gehad met uw uitnodiging of de discussies daaromtrent. Echter voelde ik me geroepen om op uw open brief te reageren.
U schrijft aan de hand van twee gegevens. Professor Martin Lenz ging in een blogpost inhoudelijk in op uw ideeën omtrent islamisme en beargumenteerde zijn bezwaren tegen uw podium op de Nacht van de Filosofie. Decaan Lodi Nauta stuurde een interne mail aan het personeel die zulk soort bezwaren erkent. U extrapoleert hieruit een groot gevaar voor onze faculteit.
In uw brief schildert u met brede kwast zorgen over de stand van zaken op onze universiteit. Om de lezer wakker te houden, doorspekt u dit met ad hominems in de vorm van dun verhulde persoonlijke aantijgingen en onverhulde egostrelerij. Of was het écht nodig om twee keer uitgebreid uw publicaties op te sommen, en professor Lenz, een gerenommeerd expert middeleeuwse filosofie, weg te zetten als engelen-geleerde?
Goed, uw zorgen: “De kwaliteit van het onderwijzend personeel [..], de academische attitude van uw decaan en […] de diversiteit aan opvattingen waarmee aankomende filosofiestudenten worden geconfronteerd.” U leest in de post van professor Lenz een poging om u “van het programma te krijgen”.
Heeft u het stuk gemist waar juist de onwenselijkheid van ‘deplatforming’ werd besproken? Ook op basis van wat we over de mail van decaan Nauta weten, sprak hier niets uit over het ontnemen van uw platform.
Niemand in dit hele verhaal heeft opgeroepen om uw uitnodiging in te trekken. Maar uw retorische kunstje is geslaagd: Uw achterban roerde zich weer eens en rector magnificus Sterken voelde zich geroepen om uw uitnodiging volledig onnodig te herhalen.
Dat u het met professor Lenz oneens bent, is prima. Maar dit voldoet, zeker zonder inhoudelijke tegenargumentatie, niet om mijn ervaringen met zijn uitstekende onderwijs teniet te doen. Dat onze decaan ruimte wil bieden om dit soort gesprekken over ‘platforming’ te voeren, lijkt mij juist tekenend voor een academische attitude, waarin zoveel mogelijk bespreekbaar is.
Zou zo’n gesprek uiteindelijk tot daadwerkelijke deplatforming kunnen leiden? Misschien, maar daar is nu geen sprake van. En nu zou u kunnen zeggen dat alleen al het bespreekbaar maken van deze optie gevaarlijk is, maar dan ga ik me toch afvragen wie hier nou wie wil deplatformen.
Enfin, u bent gewoon welkom en kunt ons vooralsnog naar hartenlust confronteren met uw opvattingen. Hopelijk zijn uw zorgen hiermee enigszins weggenomen.
Dan is de beurt nu aan mij. Ik maak mij namelijk ook zorgen over uw attitude. U spreekt over de paradox van de deplatformer. Laten we het eens hebben over de paradox van de populist. Hij doet het goed, in heel het Westen: hij is president van de VS, heeft de Britten in rep en roer en wint in Nederland overweldigend de verkiezingen voor de provinciale staten.
Maar de populist speelt van oudsher het liefst de underdog. Hij zegt wat het volk denkt maar wat de heersende macht niet wil horen. Hoe kan de populist die underdogpositie vasthouden terwijl hij meer en meer de grote hond wordt?
Het antwoord is vijanden verzinnen. De nieuwste stroman is de academie, die zich steeds meer aan onzin wijdt en die haar studenten indoctrineert voor politieke correctheid en tegen het vrije woord, onder de vlag van het ‘cultuurmarxisme’. Waar de werkelijkheid niet op uw vijandsbeeld past, vist u stukken over engelen uit CV’s en fabriceert u oproepen tot deplatforming.
Misschien zit het zo slecht nog niet met die academische diversiteit, misschien vormt onze faculteit helemaal geen eendrachtig blok tegen u. Wat als hier ruimte zat is voor opvattingen als de uwe én als die van professor Lenz. Zou u opgelucht zijn om dat te horen, of teleurgesteld?
Justin Warners studeert aan de Faculteit Wijsbegeerte