Op 24 oktober verscheen een stuk op de website van UKrant over ‘Tweederangs PhD’s’. De voordelen van het promotiestelsel die door de RUG genoemd worden (geen onderwijsverplichting, zelf vormgegeven onderzoeksproject), houden volgens de geïnterviewde promovendi geen stand, waardoor er geen duidelijk onderscheid tussen de werknemerpromovendus (AIO) en beurspromovendus meer is.
Als je een beurspromovendus vervolgens de vraag voorlegt wat die vindt van de verschillen tussen beurspromovendi en AIO’s, is het uiteraard niet verwonderlijk dat een hoop beurspromovendi zich tweederangs-PhD voelen. Maar is dit eigenlijk wel de juiste vraag om te stellen?
Buurlanden
Laten we eerst eens kijken naar de promotiestelsels in onze buurlanden. In Duitsland hebben veel promovendi een betaalde vijftigprocentsaanstelling als onderwijsassistent waarin ze over het algemeen geacht worden om onderwijstaken uit te voeren. Gedurende de rest van de week worden de promovendi (onbetaald) geacht hun proefschrift te schrijven.
Kijken we naar Engeland, dan krijgen promovendi daar veelal gedurende drie jaar een beurs van een vergelijkbaar niveau als dat van de beurspromovendi in Groningen. In Vlaanderen krijgen promovendi net als in Groningen ook gedurende vier jaar een beurs (wat hoger: 2000 euro netto per maand).
Uit deze vergelijking blijkt dat een promovendus vooral gezien wordt als student. Dat is ook niet zo vreemd wat mij betreft. Een promotie is immers een opleiding waarin de promovendus de noodzakelijke wetenschappelijke vaardigheden en kennis opdoet.
Begeleiding
Dat promovendi cao-technisch als werknemer gezien worden, betekent niet dat dit ook het meest toepasselijk is. Net zoals een masterstudent begeleiding nodig heeft bij het schrijven van een scriptie, heeft een promovendus begeleiding nodig bij het schrijven van een proefschrift. Als de begeleiding bij een promotieproject onvoldoende is, heeft dat niet voor niets een negatief effect op de promotieduur.
Ik begrijp uiteraard wel dat er vanuit de promovendi weerstand is tegen de ongelijkheid in beloning, en ik vind ongelijke beloning voor twee posities die heel vergelijkbaar zijn zelf ook onwenselijk.
Maar buitenlandse promovendi die naar Nederland komen met hun eigen (lagere) beurs ervaren die ongelijkheid al veel langer. In het systeem van de RUG wordt dit juist rechtgetrokken door ook hun beurs aan te vullen.
Werkzaamheden
Ik denk daarom dat we naar een stelsel toe zouden moeten waarin een promovendus conform de werkzaamheden beloond wordt. Dus een promotiebeurs voor het onderzoek die voldoende hoog is om goed van te kunnen leven (zoals de RUG-beurs, maar wel gecorrigeerd voor inflatie), en een aanvullend salaris bij eventuele onderwijstaken. Deze beloning moet dan ook gelden voor iedere promovendus, dus buitenlandse beurzen voor promovendi worden verhoogd.
Op deze manier is er geen ongelijkheid meer in de beloning, onderkennen we dat een promotieonderzoek een opleiding is (en goede, gewaardeerde begeleiding vereist!), en waarderen we het geven van onderwijs met een arbeidsovereenkomst.
Een dergelijk stelsel is houdbaar – want de kosten van een promotieplaats zijn meer in lijn met de vergoeding vanuit de overheid – en dit voorkomt daardoor op termijn ongewenste ‘creatieve’ constructies zoals die bijvoorbeeld in Duitsland worden gebruikt.
Juiste vraag
Tot slot, wat zou dan wel de juiste vraag zijn om aan de promovendus te stellen? Mijn vraag was de volgende geweest: ‘Als je 50 procent kans zou hebben op een AIO plaats (ipv geen promotieplaats), of een gegarandeerde plaats als beurspromovendus, waarvoor zou je dan kiezen?’
Binnen ons onderzoeksinstituut plaatsen we binnen het huidige beurspromovendi-systeem jaarlijks vier promovendi. Hiervoor solliciteren tenminste twintig geschikte, heel gemotiveerde kandidaten. Bij het AIO-systeem zullen we geen vier, maar slechts twee plaatsen hebben. Als ik een promotie ambieerde, dan wist ik het antwoord op de vraag wel.
Martijn Wieling was van 2008 tot en met 2012 beurspromovendus aan de RUG; nu is hij bijzonder hoogleraar Nedersaksische/Groningse Taal en Cultuur en UHD Informatiekunde