Vorige week was de Week van het Geld. Dat zette Gerrit Breeuwsma aan het denken: op de uni worden wetenschappelijke verdiensten afgemeten aan het geld dat iemand binnenhaalt.
Vorige week vond de twaalfde editie van de Week van het Geld plaats, een initiatief van de Rijksoverheid.
Mogelijk is het u ontgaan, waarschijnlijk omdat het programma van de Week zich voornamelijk richt op kinderen en jongeren (met als thema ‘Bedwing je Bling’), compleet met lespakketten (‘gratis aan te vragen’) voor de scholen, inclusief een Nationaal Geldexamen.
Merkwaardig, want als het om geld draait, moet je toch in de eerste plaats bij volwassenen zijn. Zij hebben er het meeste van en spoken er ook van alles mee uit dat voor verbetering vatbaar is. Belastingontduiking, fraude, dubieuze transacties, diefstal, witwassen; het zijn toch vooral de speeltjes van de grote en niet van de kleine mensen.
Maar goed, we houden er nu eenmaal graag de illusie op na dat je langs de weg van opvoeding en onderwijs het menselijk tekort kunt repareren, of zoals de site van een deelnemende uitgeverij stelt: ‘Goed omgaan met geld kun je al op jonge leeftijd leren! En dat is belangrijk, want er lonkt en blinkt al een hoop voor kinderen.’
We houden er graag de illusie op na dat je door opvoeding en onderwijs het menselijk tekort kunt repareren
Daarom, aldus de site, ‘wordt er op veel scholen extra aandacht besteed aan (omgaan met) geld’, want, ‘als je op jonge leeftijd slim met geld om leert gaan, heb je later je financiële zaakjes beter op orde. Zo maak je bijvoorbeeld minder snel schulden, spaar je vaker en geef je je geld aan de juiste dingen uit’.
Dat zijn nogal wat aannames. Als de kinderen van nu er later in slagen de juiste aankopen te doen, zou dat dan te danken zijn aan de deelname aan het Nationaal Geldexamen? En wat zijn precies ‘de juiste dingen’? Een vliegvakantie naar Bali of een flink bedrag op Giro 555?
Ach ja, geld. Het is een beetje als met de lucht die we inademen: je kunt er niet zonder en het is prettig als er genoeg van is, maar je moet het er niet te veel over hebben. Als je het wel over lucht hebt, is het meestal omdat hij vervuild is, zoals praten over geld de dingen ook gemakkelijk vervuilt en de aandacht afleidt van waar het werkelijk om gaat.
In een fraai essay – Kleine deugden – uit 1960 schrijft de Italiaanse auteur Natalia Ginzburg dat wij allemaal op een of andere manier belaagd worden door het probleem van het geld en daarom moedigen we spaarzaamheid aan bij onze kinderen.
We raken er verknocht aan en met het verstrijken van de tijd wordt geld doel in plaats van middel
We geven ze een spaarpot en leggen uit hoe ze door goed te sparen op termijn iets waardevols of moois kunnen bemachtigen. Maar we vergeten dat door spaarzaamheid te prijzen, we juist het geld tot het meest waardevolle maken. We raken er verknocht aan en met het verstrijken van de tijd wordt geld doel in plaats van middel.
Ginzburg meent dat het beter zou zijn als jonge kinderen geen benul hebben van geld. In plaats daarvan kunnen we ze beter de grote deugd van de vrijgevigheid onderwijzen dan de kleine deugd van de spaarzaamheid.
Ook hekelt ze het gebruik van geld als beloning voor karweitjes in huis of voor schoolprestaties. Het goede behoeft geen beloning (maar we moeten het wel liefhebben), schrijft ze.
Toen moest ik onwillekeurig denken aan het universitaire beurzensysteem dat ervoor zorgt dat het binnenhalen van een beurs gemakkelijk een doel op zich wordt. Iemands wetenschappelijke verdiensten worden afgemeten aan het geld dat hij/zij naar zich toetrekt en de universiteit tuigt vervolgens een apparaat op dat het schrijven en presenteren van voorstellen faciliteert.
Ginzburg zou het waarschijnlijk typeren als een kleine deugd.
Waarmee ik natuurlijk niet wil suggereren dat mijn geringe succes op dit terrein een grote deugd is.
GERRIT BREEUWSMA