Promoveren in Nederland is eigenlijk weinig meer dan een aangeklede diploma-uitreiking, vindt columnist Dirk-Jan Scheffers. Over de inhoud gaat het helemaal niet. Kan anders en kan beter, denkt hij.
Hoera! Sinds kort kan #iedereenprofessor zijn aan de RUG. Althans, aan iedere medewerker die promovendi begeleidt, kan het ius promovendi worden toegekend.
Het is een tastbaar resultaat van een jarenlange campagne waarvoor eerder dit jaar de Academiekus werd uitgereikt aan Marie-José van Tol (voorzitter van De Jonge Akademie) en Kees Storm (decaan verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven). De Academiekus is een prijs voor mensen die zich op een bijzondere en moedige manier hebben ingezet voor de academische wereld.
Decaan Joost Frenken van de Faculty of Science and Engineering pleitte voor deze uitbreiding van het ius op een symposium over #iedereenprofessor, twee weken voor het RUG-besluit bekend werd gemaakt. Hij vond het ius belangrijker dan de vraag of iedereen een toga aan mag. Toen ik het hier laatst met een collega over had, gaf deze aan liever niemand in toga te zien. Dat scheelt gedoe.
De collega heeft een punt. Nederlandse promoties hebben een sterk ceremonieel karakter. Na goedkeuring van het proefschrift is het eigenlijk onmogelijk om te zakken. Het predicaat cum laude is het enige wat soms op het spel staat. En ik acht de kans groot dat cum laude binnenkort wordt afgeschaft.
Vragen over de omslag van het proefschrift komen regelmatig voorbij
De promotieplechtigheid is zo vooral een aangeklede diploma-uitreiking, een mooi maar tijdrovend toneelstuk. Naast de twee promotores bestaat de commissie uit tenminste vijf andere leden, die de kandidaat precies drie kwartier vragen stellen.
Die tijd is te kort voor een goed inhoudelijk gesprek, daarom bereiden de meeste opponenten zich beperkt voor. Vragen over de omslag van het proefschrift, over een niet-wetenschappelijke stelling, of de absolute dooddoener ‘Als u nog eens vier jaar had, wat zou u dan verder doen?’ komen regelmatig voorbij.
Mijn eigen praktijk: als ik de commissie voorzit, lees ik het proefschrift niet. Als ik vragen moet stellen, lees ik tenminste de samenvatting en één hoofdstuk. Als ik in de beoordelingscommissie zit, lees ik het helemaal.
Zo kost een promotie mij minimaal een halve dag. Vorig jaar zat ik alleen al in Groningen acht keer in een commissie. Een volle werkweek; tijd die ik bijvoorbeeld ook zou kunnen hebben besteed aan het begeleiden van promovendi.
Vorig jaar zat ik alleen al in Groningen acht keer in een commissie, een volle werkweek
Begin deze maand was ik examinator in het Verenigd Koninkrijk. Daar wordt de promovendus minimaal twee uur bevraagd over het proefschrift. Dit is niet openbaar. Ofschoon je dat als examinator meer voorbereidingstijd kost, is het leuker om te doen want je hebt een echt gesprek over de inhoud.
Omdat er maar twee examinatoren zijn, ben je minder vaak aan de beurt. Voor geslaagden die dat willen, is er later een prachtige ceremonie – Britten hebben kleurrijke toga’s – om het diploma op te halen.
Zou zoiets in Groningen ook kunnen? Het is breken met een mooie traditie maar de vraag is, gezien de werkdruk, hoe houdbaar deze traditie is. Bovendien biedt dit, met de RUG in zwaar financieel weer, ook mogelijkheden.
Ten eerste bespaart het veel dure uren salaris. Ten tweede kan de aula, een toplocatie die vrijwel continu bezet is voor promoties maar waar vaak weinig toeschouwers in de zaal zitten, verhuurd worden. Bijvoorbeeld voor diploma-uitreikingen van commerciële broer de AOG School of Management, of voor congressen.
DIRK-JAN SCHEFFERS