Er klonk iets van senioriteit door in zijn waarderende woorden, maar in het besef dat complimenten in de academie net zo schaars zijn als beleefdheden op een voetbalveld, liet ik het me welgevallen.
We spraken nog wat met elkaar, maar al gauw maakte hij opmerkingen over mijn werk die ik niet goed kon plaatsen. Had ik dat ooit geschreven? Nu is het op zich niet gek dat je zelf niet meer weet wat je hebt geschreven. Thomas Mann heeft eens gezegd dat hij vooral schreef om te kunnen vergeten, als ik het goed heb onthouden tenminste.
Gaandeweg het gesprek begon het me te dagen dat hij de verkeerde persoon aan de lijn had. Ik noemde de naam van een collega, met wie ik het suffix ‘sma’ van mijn achternaam gemeen heb, en ja hoor, die had hij eigenlijk willen bellen.
Ongemakkelijk
Het gaf een ongemakkelijk moment. Gek genoeg geneerde ik me misschien wel meer voor het misverstand dan de emeritus (tenslotte had ik me de niet voor mij bedoelde complimenten laten aanleunen) en ons gesprek stierf een onnatuurlijke dood.
Ik moest denken aan een verhaal van een kennis over zijn vader, een notabele in de Friese hoofdstad. Als hij als jongen op zaterdag met zijn vader over de Nieuwestad wandelde, knikte de laatste minzaam naar de passanten die hem beleefd groetend voorbijkwamen, waarbij hij steeds iets vaags murmelde dat eindigde met stra of sma.
Na een tijdje vroeg zoonlief waarom zijn vader dat toch deed. Ach jongen, zei hij, ik heb vaak geen idee wie het zijn, maar meestal eindigt hun naam met stra of sma en zo denken ze allemaal dat ik ze ken.
Boeken
De hoogleraar is vorig jaar overleden en nu kom ik in het antiquariaat waar ik wekelijks een uurtje doorbreng regelmatig exemplaren uit zijn boekencollectie tegen. Het is geen slechte verzameling en ik heb me al over heel wat van zijn boeken ontfermd. Ze zitten vaak vol met briefjes, knipsels, recensies en soms ook met de correspondentie van de emeritus.
Zo vond ik in Fascism. A history een brief van de auteur, Roger Eatwell, die van de gelegenheid gebruik maakte de professor vast te attenderen op zijn volgende boek. Die reageerde daar weer op in een brief (hij bewaarde kopieën van zijn eigen brieven): ‘Dear Roger, It was a very pleasant surprise to receive a copy of your book’. Hij heeft ook wel oren naar het nieuwe boek (‘I most certainly will appreciate receiving one’).
Vorige week kocht ik Er moet een vrouw in van Hilda Verwey-Jonker. Dat boek zat zo vol met knipsels dat de rug er bijna van uit zijn voegen barstte. Enigszins tot mijn genoegen zaten er kopieën in van artikelen uit een tijdschrift waar ik destijds (eind)redacteur van was.
Gelukwensen
Interessanter was echter de briefwisseling met de auteur. Hij stuurt de gelukwensen met de toekenning van de Aletta Jacobsprijs aan Verwey-Jonker, waarop zij weer reageert met een bedankbriefje, waarin ze het grappig genoeg heeft over de ‘Aletta de Jong-prijs’. Verder vond ik een programma voor de uitreiking van de prijs in 2000, knipsels met recensies, het overlijdensbericht van Verwey-Jonker in de NRC van 26 juni 2004 en enkele necrologieën.
Ik vond in het antiquariaat ook een boek van de hoogleraar zelf. Althans, ik denk dat het uit zijn collectie komt. Er zitten geen knipsels in en natuurlijk ook geen correspondentie, want dat zou raar zijn, om jezelf te complimenteren met je nieuwe boek en daar weer op te reageren (‘dank voor je vriendelijke woorden’); logischerwijs ontbreekt ook de necrologie. Het boek is trouwens overduidelijk ongelezen en dat overtuigt me nog het meest. Wat je geschreven hebt, wil je zelf niet lezen: dat wil je vergeten.
Als de oud-hoogleraar me nu zou bellen, wat natuurlijk niet kan, zou ik hem kunnen complimenteren met de kwaliteit van zijn boekenverzameling.
Alleen zijn eigen boek laat ik, voor straf, voorlopig nog even ongelezen.