Academische vrijheid betekent niet dat je kunt doen wat je wilt

Academische vrijheid is een groot goed, maar het betekent niet dat iedereen maar kan doen wat hij wil, betoogt columnist Casper Albers. ‘Dingen veranderen doe je door je uit te spreken, niet door je eigen mening door te drukken.’

De vrijheid van meningsuiting aan de universiteiten staat hevig onder druk, als je degenen moet geloven die dat hard roepen. Onze eigen Tjeerd Andringa mag van de rechter ontslagen worden, en de Amsterdamse docent Laurens Buijs heeft het ook niet makkelijk.

Laat ik het dus nog maar eens over die academische vrijheid hebben. Want daarover gaan nogal wat misverstanden rond. Als academicus heb je niet alle vrijheid van de wereld, en zeker niet in je rol als docent.

Als ik tijdens college besluit een stukje te gaan spelen op mijn fluit, word ik teruggefloten. Terecht. Maar ik mag ook niet eigenhandig besluiten om de inhoud of werkvorm van mijn vak aan te passen. Mijn vak is immers niet van mij, maar van de opleiding.

De Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is duidelijk: de verantwoordelijkheid voor de inhoud van colleges ligt primair bij de hoogleraren – zowel Buijs als Andringa is geen hoogleraar.

Mijn vak is niet van mij, maar van de opleiding

Daarnaast hebben ook tal van anderen, van accreditatiecommissie tot opleidingscommissie, iets te zeggen over de inhoud van het onderwijs. Dat heeft niks te maken met het beknotten van academische vrijheid en alles met het garanderen van goed onderwijs.

Ook op onderzoeksgebied heb je geen carte blanche. Zeker Laurens Buijs niet: hij is aangesteld als docent (wat anders is dan een universitair docent) en die functie heeft – zoals de naam al doet vermoeden – met name een onderwijsfocus.

Een docent heeft doorgaans wel onderzoektijd, maar niet per se de vrijheid het onderzoek naar eigen inzicht in te richten. Ook een meer gevorderde onderzoeker – zoals universitair hoofddocent Andringa – heeft dat niet.

Als ik zou besluiten mijn onderzoek volledig te wijden aan de moleculaire genetica, dan komt mijn onderzoeksdirecteur in opstand (en in mijn geval is dat een kort lijntje): ik word niet betaald voor genetisch onderzoek, dus of ik weer kan doen waarvoor ik wel word betaald.

En ook daar zit wat in: een universiteit met achtduizend zelfbenoemde coronaexperts is geen nuttige besteding van publiek geld.

Een universiteit met 8000 zelfbenoemde coronaexperts is geen nuttige besteding van publiek geld

Toch is er best iets voor te zeggen dat een aantal zaken anders moet. Dat de ’macht’ over de inhoud zo sterk bij hoogleraren ligt, strookt niet met de moderne ‘iedereen-professor-ideeën’. Maar dingen veranderen doe je door je uit te spreken in de faculteits- en universiteitsraad of bij cao-onderhandelingen, niet door je eigen mening door te drukken.

Wat je ook van de opvatting en werkwijze van Andringa en Buijs vindt, zij (en alle anderen) worden geacht te werken binnen de kaders die wet en werkgever stellen. Dat heeft natuurlijk niks met het beknotten van de vrijheid van meningsuiting te maken.

Dat betekent niet dat de academische vrijheid niet bedreigd wordt. Van het totale onderzoeksbudget aan universiteiten is slechts 4 procent vrij te besteden, heeft accountantskantoor PwC ons onlangs berekend. De overige 96 procent wordt (indirect) gedicteerd door de overheid, waarmee universiteiten voor een groot deel de R&D-afdeling van het bedrijfsleven zijn geworden.

Het Hongarije van Viktor Orbán is dit jaar het Erasmusprogramma uitgeknikkerd vanwege te veel overheidsinmenging bij universiteiten. Als die 4 procent niet snel stijgt, loopt Nederland hetzelfde risico. Laten we ons daar druk om maken.

CASPER ALBERS

4 REACTIES

  1. Deze redenering sluit helemaal niet aan bij de praktijk. In de praktijk wordt op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de inhoud van een vak waarna een inhoudelijk geschikte docent (lang niet altijd een hoogleraar) de vrijheid krijgt om in het in te vullen. Zelfs junior docenten ontvangen daarbij zeer beperkte supervisie.

    Als postdoc aan de RuG was ik gewoon zelfstandig verantwoordelijk voor een cursus inclusief herontwerp. Vanzelfsprekend in overleg met de opleiding maar het initiatief tot verandering en de realisatie van het materiaal kwam niet bij een hoogleraar vandaan.

  2. Een boeiende opmerking : “mijn vak is niet van mij, maar van de opleiding .” De universiteit is erg veranderd!
    Ik ben in 1966 gaan studeren aan de rug, promoveerde daar en gaf daar college en deed onderzoek, tot zo’n negen jaar geleden. Willem Schaafsma , Jan Willems en Ruth Curtain zouden de opmerking niet onderschrijven, en toch was het geen chaos, en was er natuurlijk overleg over de inhoud van de vakken. En ik heb wel eens vakken gegeven, waar mijn collegae amper over konden oordelen, omdat ik de enige was met expertise op dat bepaalde gebied. En natuurlijk moest de opleiding goedkeuren, wat ik deed, maar dat ging in een sfeer van vertrouwen, zonder dat werd gekeken naar de details. En de meeste leden van een accreditatie commissie hadden echt geen benul van lineaire systeemtheorie, van oneindig dimensionale systemen of mathematical finance. En dat is ook niet erg, zolang wantrouwen niet de overheersende emotie is. Wij waren professionals. En de studenten , die bij ons afstudeerden vonden zonder probleem hun weg in de samenleving. En in den beginne telden we de publicaties niet, en deden we niet aan rankings. Maar we wisten heel goed, wie er wetenschappelijk toe deed. Maar allengs kwamen de lijstjes met A,B, en C tijdschriften, want meten is weten, toch? En dus werd er berekenend gepubliceerd, en de wetenschap schoot daarmee geen steek op, zo is mijn vermoeden. Maak de management schil fors kleiner, stel voor dat geld wetenschappers aan, en laat aan hen meer over. Het zou wel eens een zegen kunnen zijn.

  3. Jouw voorbeeld met de fluit en wat je schrijft over hoogleraren zou je ook zo kunnen lezen: als de hoogleraren beslissen dat we nu allemaal fluit moeten spelen in het hoger onderwijs, dan moet dat.

    In zoverre ik het weet werd “academische vrijheid” in Nederland nooit inhoudelijk ingevuld, althans niet door de wetgever (dus Eerste en Tweede Kamer). Misschien juist omdat ze denken dat dat een inmenging in de academische vrijheid zou zijn – en wellicht terecht.

    Als je echter weet hoe afhankelijk universiteiten inmiddels van de geldstromen werden gemaakt (door wie? de overheid) en hoe bepalend dat voor de academische loopbaan is geworden, dan zie je hier misschien ook een belangenverstrengeling/circulariteit ontstaan (namelijk in de vorm: academische vrijheid is dat wat degenen zeggen die – min of meer – doen wat de overheid wil dat ze doen).

LAAT EEN REACTIE ACHTER

De spelregels voor reageren: blijf on topic, geen herhalingen, geen URLs, geen haatspraak en beledigingen. / The rules for commenting: stay on topic, don't repeat yourself, no URLs, no hate speech or insults.

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in