waybackmachine
Heymans’ werkruimtesEen psychologisch lab van wereldklasse is nu een urinoir
Sla voor de trap in het Academiegebouw rechtsaf en loop door de gang tot je op een groen geschilderde deur stuit. Kijk naar boven, zie het fraaie vergulde uurwerk en direct daaronder het opschrift: Heymanszaal.
Het is wellicht de mooiste collegezaal van de RUG, want de enige die nog is zoals in 1909, het jaar waarin het huidige Academiegebouw in gebruik werd genomen (nadat het oude was afgefikt).
Maar niet iedereen komt er graag. De ouderwetse harde houten klapbankjes staan al na een krap half uurtje college garant voor een pijnlijk zitvlak en wie wiebelt, die kraakt. Als een college voorbij is, weten de portiers verderop bij de ingang van het Academiegebouw dat; die horen door alle muren heen dan een hard roffelend hout-op-houtgeluid van de bankjes die terugklappen.
Zielkunde
Naamgever van de zaal is Gerard Heymans (1857-1930), de grondlegger van de experimentele psychologie in Nederland, toen vaak nog ‘zielkunde’ genoemd. Hij was een van de meest beroemde en invloedrijke professoren aan de RUG en ook nog rector magnificus, in het collegejaar 1908-1909.
De zaal was speciaal voor Heymans gemaakt in het toen nieuwe Academiegebouw, al werd die pas na zijn overlijden naar hem vernoemd. In deze collegezaal gaf hij onderwijs en liet hij studenten kennismaken met nieuwe, op de Duitse psychologische leer gestoelde inzichten over de menselijke geest. Maar hij ging verder dan lesgeven, veel verder.
Heymans experimenteerde dat het een lieve lust was. Dat was al jaren daarvoor begonnen in zijn woning aan de Stationsstraat in Groningen, waar hij een psychologisch laboratorium had ingericht.
Zo’n ruimte liet hij ook maken toen hij met zijn vrouw Anthonia verhuisde naar de door architect Hendrik Petrus Berlage ontworpen woning aan de Ubbo Emmiussingel, vlak bij het Groninger Museum (het huis bestaat nog steeds, er zetelt tegenwoordig een vastgoedonderneming). Bij gebrek aan proefpersonen voerde hij thuis duizenden testjes uit op zijn Anthonia.
Paranormaal
Heymans kreeg in de rechtervleugel van het Academiegebouw in 1909 zijn eigen leszaal, in de vorm van een amfitheater en goed voor 120 mensen – dat was veel voor die jaren, maar Heymans’ colleges waren erg populair.
Daarbij kwamen ook twee werkruimtes (voor wie door de gang loopt, aan de linkerkant en een paar meter voor de deur naar de zaal). In deze werkruimtes kon hij opstellingen ontwerpen en bouwen voor zijn psychologisch onderzoek. Hij richtte zich vooral op de speciale psychologie – ook wel differentiële psychologie genoemd – die onderzoek deed naar verschillen tussen mensen, maar ook op paranormale activiteiten.
Het waren niet zomaar twee ruimtes, maar vanwege de akoestische en optische experimenten ‘geruisch- en geluidlooze kamers’, zoals in een bouwkundig tijdschrift werd geschreven. Daarom waren de muren zeer dik – wel een halve meter – en van een speciaal materiaal. In die jaren zou hij, vanwege zijn uitgebreide empirisch onderzoek in deze labs, uitgroeien tot een nationaal en internationaal vermaard wetenschapper.
Ontmanteld
Heymans ging in 1927 met emeritaat en overleed drie jaar later. Halverwege de jaren vijftig van de vorige eeuw, in 1956 om precies te zijn, werden de twee labs ontmanteld; een aantal van zijn instrumenten (zie de foto hieronder) is nog te bewonderen in het Universiteitsmuseum aan de Oude Kijk in ‘t Jatstraat.
Wat er gebeurde met deze ruimtes die hun functie hadden verloren? Er kwam een telefooncentrale, waar tientallen telefonistes met snoertjes en pluggen verbindingen legden tussen de wereld en de RUG – in het souterrain onder de ruimtes liggen nog de polsdikke buizen waardoor de telefoonkabels waren getrokken.
Later werd ook de telefooncentrale door de tijd ingehaald en kwam er een collegezaal, die tegenwoordig nogal fantasieloos door het leven gaat als zaal A12.
En de andere ruimte waar hij naar hartenlust experimenteerde? Dat is nu een toiletblok, linksaf voor de vrouwen, rechtsaf voor de mannen. Het is misschien maar beter dat professor Gerard Heymans dat niet weet.
Met dank aan Sieger Vreeling, conservator collecties Universiteitsmuseum.