Beurspromovendi van het UMCG zijn geen werknemers en hebben daarom geen recht op hetzelfde loon als hun collega-werknemerpromovendi. Zo oordeelde de kantonrechter vorige week.
De zaak tegen het academisch ziekenhuis werd aangespannen door 48 beurspromovendi die tussen 2016 en 2018 hun plek kregen via het Experiment Beurspromovendi. Zij kregen hun aanstelling met een gesubsidieerde beurs, in plaats van een arbeidsovereenkomst.
Hoewel de voorwaarden waaronder de beurspromovendi zijn aangesteld anders zijn dan die van hun collega werknemerpromovendi, vinden de beurspromovendi dat zij in de praktijk hetzelfde werk doen. Waar ze vervolgens minder voor worden betaald, waar ze geen vakantiegeld en eindejaarstoeslag voor krijgen en waar ze geen pensioen mee opbouwen.
Verschil
Toch oordeelde de rechter vorige week dat er een daadwerkelijk verschil is tussen hen en werknemers. Beurspromovendi hoeven bijvoorbeeld geen onderwijs te geven, ze mogen zelf het onderwerp van hun promotietraject kiezen en kunnen zelf een promotor kiezen. Ook krijgen zij geen loon, maar een subsidie van het ministerie van OCW. Bovendien, stelt de rechter, wisten ze vanaf het begin dat ze aan een ‘opleidingsovereenkomst’ aangingen.
De beurspromovendi zijn zeer teleurgesteld over deze uitspraak, zegt hun jurist Dino Jongsma: ‘Zij werken samen met collega’s die precies hetzelfde werk doen en de kantonrechter heeft gezegd dat hier geen sprake is van werkzaamheden. Hij zegt dat het een studieovereenkomst is, dus dat ze student zijn. Dat ervaren zij absoluut niet zo, want zij dragen met hun werk bij aan de kerntaken van het UMCG.’
Florissant
Wat de beurspromovendi ook in het verkeerde keelgat schoot, is dat de rechter hun maatschappelijke positie zwaar in het vonnis laat meewegen. De rechter vergelijkt hun positie met die van andere beroepsgroepen die ‘de bescherming van het arbeidsrecht hebben gezocht’ zoals maaltijdbezorgers of buitenlandse werkers op een Groningse scheepswerf.
Volgens de rechter verkeren de beurspromovendi in die vergelijking in een ‘florissante positie’. ‘Dat betekent dat ze een goede baan tegemoet kunnen zien in de toekomst’, zegt Jongsma. En dat staat volgens de rechter niet in verhouding tot de andere beroepsgroepen. ‘Maar het gaat natuurlijk om de huidige positie’, zegt Jongsma. ‘En die positie is in vergelijking met andere promovendi een stuk minder.’
Of de beurspromovendi het bij dit vonnis laten zitten, weten ze nog niet. ‘Er is een mogelijkheid voor hoger beroep,’ zegt Jongsma, ‘dat zijn we nu behoorlijk intensief aan het overwegen.’