Nederlandse studenten die volgend jaar aan de RUG studeren, betalen daarvoor zo’n 220 euro meer dan dit jaar. Een fikse stijging, maar hoe zit dat eigenlijk?
Allereerst is het goed om te weten dat de universiteit het collegegeld niet bepaalt; dat doet de Nederlandse overheid. Het heet officieel dan ook het wettelijk collegegeld, het geldt voor alle studenten uit de Europese Unie, en het wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld.
Dat betekent dus dat de stijging van ruim 200 euro voor het volgend academisch jaar niet te wijten is aan het feit dat de RUG het financieel lastig heeft.
Inflatie
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) berekende het collegegeld jarenlang aan de hand van het inflatiecijfer van de maand april. Omdat de inflatie in april 2022 bijna tien procent was, besloot het ministerie de stijging van het collegegeld dat jaar te baseren op de gemiddelde inflatie tussen mei 2021 en april 2022.
Dit zorgde ervoor dat het collegegeld voor het huidige academische jaar niet zo hard steeg als de werkelijke inflatie. Ook voor aankomend studiejaar werd een jaargemiddelde gebruikt, maar helaas voor studenten zijn de inflatiecijfers tussen mei 2022 en april 2023 allemaal uitzonderlijk hoog. Daardoor komt er nog altijd een stijging van ruim 200 euro uit.
Werkelijke kosten
Het is dus niet zo dat de universiteit winst maakt op het collegegeld. Sterker nog, het collegegeld dat Europese studenten betalen, dekt maar een beperkt deel van de werkelijke kosten.
Een woordvoerder van de afdeling Corporate Control van de RUG laat weten dat de werkelijke kosten dichter bij het instellingscollegegeld liggen. Dat is het bedrag dat studenten van buiten de EU betalen als ze hier komen studeren en dat de universiteit zelf mag bepalen.
‘Dat bedrag moet in principe namelijk kostendekkend zijn’, zegt hij. Afhankelijk van de specifieke studie ligt dit volgend academisch jaar voor een bachelorstudie tussen de 13.100 en 32.000 euro en voor een master tussen de 18.700 en 32.000 euro.