Opnieuw gaan studentpromovendi van het UMCG naar de rechter. Woensdag betoogden ze in hoger beroep dat ze geen studenten zijn, maar werknemers.
Al vijf jaar lang strijdt een groep van 44 MD/PhD’s van het UMCG tegen hun baas. De inzet: zij vinden dat ze werknemers zijn, omdat ze hetzelfde werk doen als andere promovendi.
Het enige verschil is dat zij zijn aangenomen tussen 2016 en 2018 binnen het zogenaamde promovendi-experiment. Daarom kregen zijn een beurs – fors lager dan een salaris – en geen secundaire arbeidsvoorwaarden. Maar, zegt het UMCG, ze kregen daar veel vrijheid voor terug.
Maar daar zijn de MD/PhD’s – die een speciaal traject volgen waarbij ze studeren én promoveren – het niet mee eens. Als je hetzelfde werk doet en een gezagsverhouding hebt met je begeleider, dan heb je een arbeidsrelatie, zeggen ze.
Afgewezen
In januari 2022 wees de rechter die redenering af. Ze hebben gewoon een studieovereenkomst, geen arbeidscontract.
Daarnaast vond de rechter dat de promovendi in een ‘florissante positie’ verkeerden en het dus niet net zo moeilijk hadden als andere beroepsgroepen die ‘de bescherming van het arbeidsrecht hebben gezocht’, zoals maaltijdbezorgers of buitenlandse werkers op een Groningse scheepswerf.
Inbedding
Tijdens de zitting in hoger beroep legde advocaat Peter Volk, die de promovendi bijstaat, nog meer nadruk op de vergelijking met werknemerpromovendi. Bovendien legde hij meer nadruk op de ‘inbedding’ van de promovendi bij het UMCG, omdat dit in arresten sinds vorig jaar van belang is gebleken. ‘Zoals in de recente zaak rond Deliveroo’, zegt hij.
Ook stelde hij dat er van vrijheid voor de studentpromovendi geen sprake was geweest. ‘Ze hebben geen keus gehad’, stelde hij in de zitting. Ze waren immers steeds afhankelijk van de promotor, die overal mee moet instemmen. Ook staat in contracten en formulieren uitgebreid welke werkzaamheden wanneer moeten plaatsvinden. ‘Van de vrijheid waarover het UMCG praat, blijft niets over.’
Zelfs op het aanmeldingsformulier van de promovendi staat dat hun onderzoek moet zijn ingebed in het onderzoek van het UMCG, betoogde hij. ‘Nu denkt u, dat is slim gevonden, maar het UMCG gebruikt zelf het woord “embedded”.’
Masterstudenten
Advocaat van het UMCG Damir Lacevic ziet dat anders. Hij vindt dat er op geen enkele manier sprake kan zijn van werknemerschap. ‘Ze waren nota bene masterstudenten die dit erbij deden’, stelde hij tijdens de zitting.
Bovendien zou het beroep van de promovendi op de arbeidsrelatie ‘gekunsteld’ zijn. ‘Ze proberen een gezagsverhouding te creëren die er gewoon niet is’, zei hij. ‘Het gaat niet om een bedrijfsuitje of een kerstpakket. Het ging ze vanaf het begin om de ongelijkheid met werknemerpromovendi. Maar je kunt er echt geen arbeidsrelatie van maken als iemand die in twee jaar wil promoveren dat erbij doet naast de coschappen.’
De studentpromovendi vliegen de zaak verkeerd aan, stelt hij: zij zijn niet de werknemers, maar de werknemerpromovendi – ook degenen die na 2018 zijn aangenomen – zijn juist studenten. ‘We kunnen opschrijven dat het een arbeidsovereenkomst is die zij hebben, maar dat is het in juridische zin niet. Dat is de werkelijkheid.’
Achterstallig loon
Mochten de promovendi in hoger beroep gelijk krijgen, dan gaat dat het UMCG flink geld kosten. De MD/PhD’s hebben dan recht op achterstallig loon, een eindejaarsuitkering en vakantiegeld en het UMCG moet dan aansluiting bij het pensioenfonds verzorgen. De te vorderen bedragen variëren tussen de vijf- en vijftienduizend euro per persoon.
Vandaar dat het UMCG er niet over piekert om met de studentpromovendi te schikken, stelde Lacevic. ‘We hebben becijferd dat dit een half miljoen zou kosten. En als iedereen zich er dan bij aansluit – worst case – tussen de acht en twaalf miljoen. Dat geld kan beter besteed worden.’
In totaal namen immers 1500 studentpromovendi aan RUG en UMCG deel aan het experiment. En waar de MD/PhD’s vaak nog geen masterdiploma hadden, hebben de andere beurspromovendi die wel. En ook zij protesteren al jaren tegen de ongelijke behandeling. Het was een belangrijke reden waarom onderwijsminister Robbert Dijkgraaf in mei vorig jaar besloot het experiment niet te verlengen.
Het experiment liet volgens de minister ‘geen overtuigende meerwaarde zien’. Ook het ‘broze draagvlak’ woog zwaar.
Uitspraak is op 13 juni.