Kenners
Actuele onderwerpen nader toegelicht door RUG-deskundigen
Genocide
Nicolaas Kraft van Ermel
Staflid van het Nederland-Rusland Centrum
‘Ik ben ervan overtuigd dat wat ik tegenkom aan bronmateriaal erop wijst dat er toen een geplande reeks van acties is geweest, met als doel het verwijderen van een bevolkingsgroep uit de samenleving. Dat is grofweg hetzelfde als genocide. Ik ben zelf gaan kijken wat de Nederlandse archieven vertellen over wat destijds is gebeurd in het oosten van Anatolië. Als bewijs is dat niet afdoende, maar als je dat optelt bij de bronnen in Duitse, Turkse en Amerikaanse archieven, kun je niet anders dan concluderen dat er sprake was van genocide. Maar ik vind het onverstandig die zaak politiek uit te spelen. Ik vind het gevaarlijk als politici zich met het verleden bemoeien.
De vraag is ook of het zinvol is dat de politiek in dit soort historische kwesties waarheden gaat vastleggen, aangezien waarheden nog weleens aan herinterpretatie onderhevig zijn. In Midden- en Oost-Europa zie je dezelfde drang en gaan ze soms nog verder: Daar leggen ze in enkele gevallen bij wet vast wat de formele interpretatie van de geschiedenis is. Dat bevordert wat mij betreft niet een open debat over het verleden. Kijk ook wat voor effect dit heeft in het oosten van ons land, in Twente. Daar heb je grote Turkse en Armeense gemeenschappen; die relaties komen ook onder druk te staan. Moet je dat willen? Laat die gemeenschappen zelf een debat aangaan.
Dat dit onderwerp steeds weer terugkomt, komt ten eerste doordat we de laatste jaren steeds politieke problemen hebben met Turkije. Het tweede is dat de Armeense gemeenschap zich wereldwijd goed weet te organiseren in lobbygroepen. Voor hen is de erkenning heel belangrijk, en dat begrijp ik. Het voorstel voor de erkenning komt bij de ChristenUnie vandaan. En ik vermoed dat veel Armeniërs in Nederland ChristenUnie stemmen. Dat zal ook een rol spelen.’
Sipke de Hoop
Universitair docent contemporaine geschiedenis en Balkan-expert
‘In het licht van de relatie met Turkije is het niet verstandig om zout in de wonden te strooien. Nederland heeft echter een grote traditie op het terrein van mensenrechtenbeleid en erkenning van slachtofferschap en misdaden uit verleden is natuurlijk belangrijk voor slachtoffers. Wij hameren altijd op het belang van waarheidsvinding, gerechtigheid en verzoening. Vanuit die rijke traditie begrijp ik de oproep vanuit het parlement, zeker nu het sentiment in Nederland bepaald niet pro-Turks is.
Ik twijfel of dit soort symbolische gebaren nut heeft. Idealiter zou een onafhankelijke commissie van historici uit beide landen moeten trachten tot een gemeenschappelijke versie van de achtergronden en feiten te komen, maar dat is niet realistisch. De koers van de Nederlandse regering om wel bij herdenking van de Armeense slachtoffers te zijn, maar niet te spreken over genocide, vind ik niet onverstandig. Je ziet dat de regering worstelt met dit vraagstuk. Turkije is een belangrijke NAVO-partner in de strijd tegen het islamisme en een partner in de opvang van vluchtelingen. Dit betekent niet dat Nederland de Turkse regering niet mag of moet aanspreken op schendingen van mensenrechten of de teloorgang van democratie, maar vanuit het bredere belang is de terughoudende opstelling van de regering goed te begrijpen.
‘Er is nog een reden waarom ik pleit voor terughoudendheid. Je ziet dat in ons land en vooral ook in ons parlement de neiging bestaat om andere landen de maat te nemen. Die ‘domineestraditie’ past ons misschien niet zo goed als we niet eerst eens wat meer bij ons zelf te rade gaan. Zolang we zelf nog zoveel moeite hebben met de afhandeling van de fouten uit ons eigen koloniale verleden, moeten we ons misschien wat bescheiden opstellen ten opzichte van andere landen.’
Caroline Fournet
Hoogleraar Internationale Strafrechtspleging
‘Nederland is niet het enige land waar deze erkenning plaatsvindt. In sommigen landen is de erkenning van de Armeense genocide ook vastgelegd in de wetgeving. Maar vanwege de spanningen die die erkenning creëert, proberen regeringen deze kwalificering over het algemeen te mijden. Daardoor blijft deze erkenning symbolisch, al vind ik het een goed symbool.
In Frankrijk is er een wet uit 2001 die de Armeense genocide erkent. In 2016 is er bovendien een poging geweest om de ontkenning van de Armeense genocide te criminaliseren. Dat is niet doorgegaan. De reden voor die poging komt waarschijnlijk doordat in Frankrijk ook het ontkennen van de holocaust strafbaar is. Het idee is opgekomen om dat verbod uit te breiden.
Ik denk dat het gevaarlijk is als de internationale gemeenschap, die blijft zeggen dat ze mensenrechten respecteert, iets als dit maar laat gaan. Als het een genocide was, en dat was het, dan moet het ook zo genoemd worden. Ik creëer ook geen verontwaardiging als ik spreek over de genocides in Rwanda of in Srebrenica. We komen op een hellend vlak als we de ontkenning van de Armeense genocide accepteren als een officieel standpunt van Turkije. Want waarom zouden we andere soortgelijke officiële standpunten ten aanzien van andere misdaden dan niet ook accepteren? En wat houdt ons of anderen dan tegen om vergelijkbare misdaden opnieuw te plegen?
De manier waarop deze erkenning plaatsvindt is wel confronterend. Er zouden meer vredige discussies moeten zijn met Turkije, al is dat niet makkelijk. De boodschap is niet om het hedendaagse Turkije te straffen en te beschuldigen, want wat is gebeurd was in 1915. Turkije is verre van het enige land dat zulke misdaden heeft begaan. Geen enkele staat heeft een onberispelijke geschiedenis.’