Het aantal vrouwelijke hoogleraren aan Nederlandse universiteiten groeide het afgelopen jaar met 1 procent. Dat is het laagste groeipercentage van de afgelopen vijf jaar, zo blijkt uit de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2022.
Bij het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH), dat het onderzoek jaarlijks uitvoert, gaan alle alarmbellen af. Terwijl vorig jaar nog een mijlpaal werd gevierd omdat een kwart van alle hoogleraren vrouw was, moeten dit jaar alle zeilen worden bijgezet willen de universiteiten hun gemiddelde streefgetal van 30 procent in 2025 halen.
Middenmoot
Groningen staat met een groeipercentage van 1,2 procent in de middenmoot. Vorig jaar was ze met een groeipercentage van 3,2 procent nog een van de twee koplopers. In totaal heeft de RUG nu 27,6 procent vrouwelijke hoogleraren. Daarmee stijgt de universiteit voor het eerst boven het streefgetal van 27 procent dat ze zichzelf voor het jaar 2020 stelde.
In datzelfde jaar scherpte de universiteit haar streefgetal voor 2025 aan van 30 procent naar 33 procent. Of dat gaat lukken blijft volgens het LNVH nog even afwachten. Volgens de Monitor lijken negen van de veertien universiteiten in dit tempo hun streefcijfer niet te halen. De RUG is er daar een van. Als zij op dit tempo doorgaat, blijft ze in 2025 hangen op 32,5 procent.
De Monitor laat ook zien dat mannen en vrouwen op de universiteit nog altijd ongelijk beloond worden. Zo hebben vrouwelijke wetenschappers in alle functies vaker een tijdelijk contract. Ook hebben zij gemiddeld gezien vaker een kleinere contractomvang en staan ze systematisch in een lagere salarisschaal dan de mannen.
Kweekvijver
Het LNVH maakt zich zorgen over de huidige situatie. ‘De realiteit laat zien dat die toekomstige mijlpalen niet zomaar behaald worden’, staat in de Monitor. Daarom pleit de organisatie voor het ‘herpakken van de focus op de doorstroom van vrouwen en roept op te kijken naar extra impulsprogramma’s, sectorbreed of per instelling.’
Toch ziet het LNVH ook de ruimte om het tij te keren. Naast een geringe stijging in het aantal hoogleraren, is er namelijk een ‘forse toename’ van vrouwelijke universitair hoofddocenten. Bovendien is er de komende jaren een grote uitstroom van mannelijke hoogleraren die met emeritaat gaan. ‘Ruimte dus voor het benoemen van vrouwen op deze posities.’