Kenners
Actuele onderwerpen nader toegelicht door RUG-deskundigen
Publieke banken
Dirk Bezemer
Hoogleraar economie
‘De hoeveelheid geld die er is, groeit mee met de economie. Dat komt doordat banken geld bij kunnen maken. Als je een lening afsluit, bijvoorbeeld een hypotheek, krijg je geld van de bank op je rekening. Dat geld heeft de bank niet op voorraad, maar maakt de bank bij. Dat gaat goed, zolang die leningen ook afbetaald worden. Als er te veel schulden zijn, kan dat leiden tot een crisis.
Een van de voorstellen die de afgelopen jaren zijn gedaan is, om geld bij maken buiten de banken om, op een publieke en niet private manier. Commerciële, private banken mogen dat dan niet meer. Met als argument dat op deze manier de geldschepping niet de hype van de dag volgt, maar verstandig gebeurt. Dit voorstel is één van de ideeën die in het WRR-rapport besproken worden.
De vraag is of deze maatregel zin heeft. Wie er in zo’n situatie over de geldschepping gaat beslissen – de overheid dus – zal ook niet altijd in het algemeen belang handelen.Ook ambtenaren kunnen zich laten leiden door de waan van de dag. Bovendien zal er buiten het publieke systeem om, private schuldgroei blijven bestaan. Het is wel goed om een nieuwe crisis te willen voorkomen, maar de vraag is of dit de juiste maatregel is. Met betere regulering van de commerciële banken kun je ook de veiligheid vergroten.’
Boudewijn de Bruin
Hoogleraar financiële ethiek
‘De vraag of publieke banken gewenst zijn, hangt samen met je opvatting over de staat: moet de staat alles regelen (communisme) of juist zo weinig mogelijk regelen (liberalisme)?
De politiek probeert van Nederland soms een bedrijf te maken – BV Nederland. Maar een land is geen bedrijf: als de nieuwe voorwaarden (belasting, wetten) ons niet bevallen kunnen we niet zomaar kiezen voor de concurrent. Ook is er geen marktwerking. Een land is geen bedrijf en moet daar dus ook niet naar handelen.
Dat wil niet zeggen dat we niet sommige staatszaken in een bedrijf kunnen zetten. Maar bij de bank zou dat betekenen dat ambtenaren de kredietverlening moeten doen. Zij missen echter de expertise en zijn opgeleid om dienstbaar te zijn, niet om commercieel te denken. Terwijl dat juist nodig is voor een bank.
Dus óf je gaat de overheid commerciëler maken – wat juist risico’s met zich meebrengt en waarmee het verschil tussen een publieke en private bank weer kleiner wordt – of je laat ambtenaren beslissen, die de expertise missen. Beide opties lijkt me geen goed idee.
We moeten niet vergeten dat ook deregulering soms voordelen heeft. Als je dat goed opzet, kan dat er ook toe leiden dat bedrijven (bijvoorbeeld kredietbeoordelaars en banken) beter hun verantwoordelijkheden nemen. Je hoeft het niet altijd naar de staat toe te trekken.’
Bert Scholtens
Hoogleraar economie
‘We hebben in Nederland meer dan een eeuw lang een publieke bank gehad. In de negentiende eeuw hadden alleen bedrijven en de elite een bankrekening. De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen richtte plaatselijk spaarbanken op om ook het volk toegang te geven tot financiële diensten.
Dat leidde in 1881 tot oprichting van de Rijkspostspaarbank (RPB), een landelijke spaarbank in handen van de overheid. Niet veel later ontstond ook de Postcheque- en Girodienst (PCGD), die ook het gebruik van cheques en giro voor Nederlanders toegankelijk maakte.
Deze twee diensten legden het echter af tegen commerciële banken. In een poging om een concurrerende overheidsbank te krijgen, werden RPB en PCGD daarom gefuseerd tot Postgiro en later de Postbank.
Binnen een paar jaar werd de Postbank echter al overgenomen door commerciële banken. Toch bestaan er nog steeds publieke banken. Bijvoorbeeld de Nationale Investeringsbank en de Nederlandse Bank. Ook SNS is nog steeds voor meer dan de helft in overheidshanden.
Het voorstel van de WRR is uiteindelijk bedoeld om risico’s in te perken. Dat wilde men honderd jaar geleden met de Rijkspostspaarbank ook al. Maar bankieren zonder risico onmogelijk. Het is net zoiets als streven naar de ontwikkeling van een perpetuum mobile of eeuwige jeugd. Het streven is mooi en zeker het proberen waard, maar garanties zijn er niet.’