#Metoo onder studenten (2)
Nee, het is niet normaal
‘Laat één ding duidelijk zijn: seksuele intimidatie en geweld zijn nooit acceptabel.’ Zo reageert rector magnificus Elmer Sterken op het onderzoek van UKrant, waaruit bleek dat studenten veel met intimidatie en grensoverschrijdend gedrag in aanraking komen. Het is klare taal – maar de praktijk strookt er niet mee.
De ervaringen van de 222 studenten die ons meldden dat ze met seksueel grensoverschrijdend gedrag te maken kregen, lopen uiteen. Van seksueel geladen opmerkingen of vreemde handen aan je lijf op de dansvloer tot (in 98 gevallen) stalking, bedreiging of verkrachting. De overgrote meerderheid van hen reageert precies zoals de rector het niet wil. Met acceptatie.
De MeToo-beweging die eind 2017 op gang kwam, heeft een duidelijke boodschap: tegen seksuele intimidatie moeten we vechten, zoals Sterken ook benadrukt. Maar hoe vecht je tegen iets dat zo veelvormig is en complex?
Camerabeelden
Veel van de studenten die onze enquête invulden, leken niet zeker te weten hoe ze hun ervaringen moesten duiden, en relativeerden het met: ‘Het is alleen tijdens borrels’, of: ‘Iedereen heeft dit soort dingen wel eens’, of: ‘Ik zei wel nee, maar deed er lacherig over’. Slechts veertien wendden zich na een vervelende ervaring tot hun vereniging, de RUG of de politie. En van degenen die werden gestalkt, bedreigd of verkracht, maar acht.
Heb je ergens melding gemaakt van je ervaringen?
Waar heb je je ervaringen gemeld?
‘De studentenwereld is geen grote klant van ons’, vertelt Jos Dekker van de zedenpolitie Noord-Nederland. ‘Terwijl je weet dat er wel het een en ander moet gebeuren.’ Studenten zijn jong, komen bovengemiddeld veel in aanraking met drank en drugs, begeven zich vaak in het uitgaansleven. ‘En wij zien de camerabeelden wel, uit de binnenstad.’
Vastleggen
‘Eigenlijk zijn ze sowieso weinig geneigd de politie op te zoeken’, merkt studentagent Petra Koops van ’t Jagt op. ‘Ook voor iets als een gestolen fiets.’ Waarom? Dat weten de agenten niet precies. Jammer, want de politie heeft juist informatie over wat er speelt hard nodig. ‘Dan kunnen we het vastleggen’, legt studentagent Edwin Valkema uit.
Waarom Sanne geen aangifte deed
Marjolein Renker, de onafhankelijke vertrouwenspersoon van de RUG, heeft vrijwel dezelfde ervaring. In 2018 zochten in totaal dertig studenten haar op, van wie acht wegens seksuele intimidatie.
Spreek mensen ook aan als ze iets doen of -zeggen dat niet door de beugel kan
In de UKrant-enquête geven elf studenten aan dat ze de afgelopen jaren een vervelende ervaring gehad hebben met een RUG-docent. Slechts één student maakte bij de RUG melding van het gedrag van haar docent. De andere tien hielden het stil – ook de twee die met opdringerige versierpogingen, stalking en bedreiging te maken kregen. Zij willen aan de UKrant ook niets over hun ervaringen of de daders kwijt.
‘Sorry’, schrijft een van hen. ‘Maar er is een reden dat ik hem nooit gemeld heb. Ik voel me niet veilig genoeg om me uit te spreken en ik ben er niet zeker van dat er iets mee zou gebeuren.’ Volgens haar heeft iemand anders onlangs wel geklaagd over de docent in kwestie. ‘Toen kreeg-ie een tik op de vingers en is er verder niets veranderd. Er zijn meer studenten ongepast benaderd door hem, maar ze durven geen van allen iets te zeggen.’
Angst
‘Akelig’, vindt Renker het verhaal van de studente. ‘Hier lijkt door de leidinggevende niets mee gedaan te zijn. Hoewel het ook kan dat er achter de schermen wel degelijk iets gebeurt, maar dat deze studente dat niet merkt.’
De angst om zich uit te spreken herkent ze: ‘Studenten hebben een afhankelijkheidsrelatie met hun docent. Bij een melding met naam en toenaam wordt hoor en wederhoor toegepast. Studenten vinden dat vaak te risicovol – vrezen bijvoorbeeld voor hun beoordeling.’ Al wordt een student die een vervelende ervaring met een docent meldt nooit door diezelfde docent beoordeeld, zegt Renker. ‘Maar ik kan die angst helaas niet wegnemen.’
Net als de politie wil ze het zwijgen graag doorbroken zien. ‘Hoe meer meldingen ik krijg, hoe meer ik ermee kan doen.’ Eigenlijk zou ze sowieso graag zien dat er meer wordt gepraat over ongewenst gedrag – niet alleen met haar, maar ook onder elkaar. ‘Als we er niets over zeggen, normaliseren we het. En wat voor de één ongewenst is, hoeft dat voor een ander niet te zijn. ’
Práát erover
Renker is nu ruim een jaar in functie als vertrouwenspersoon en ze ziet overal de neiging om nare ervaringen op te potten of te negeren. ‘Daar erger ik me wel eens aan. Spreek het uit, práát erover. Spreek mensen ook aan als ze iets doen of zeggen dat niet door de beugel kan.’
En: neem je eigen gevoelens serieus. Renker merkt dat mensen haar soms vragen om een soort externe validatie. ‘Dan krijg ik een mailtje met: “Is het normaal dat ik dit of dat niet normaal vind?”. Dan heeft iemand dus iets meegemaakt dat hij eigenlijk vervelend vond, maar hij is bang dat hij zich misschien aanstelt.’
Vroeger zou RUG-alumna Gabriëlle* precies om die reden geen punt gemaakt hebben van jongens die opmerkingen maakten over haar lijf, in de stad of bij haar studentenvereniging Albertus Magnus. Maar nu merkt ze dat het harder aankomt, en dat ze zich niet meer stil kan houden. ‘Doordat er veel aandacht voor is in de media, denk ik. En ook doordat ik verkracht ben.’
Normaal
Dat gebeurde niet in Groningen, maar op reis in Colombia. Toch heeft het ervoor gezorgd dat Gabriëlle nu anders naar de situatie hier kijkt. ‘Ik denk dat seksuele intimidatie een groot probleem is in Groningen. De minder erge dingen zijn in feite geïntegreerd, die worden als normaal beschouwd.’
Volgens mij hebben we hier niet zo’n probleem met seksueel grensoverschrijdend gedrag
Er is meer educatie nodig over seksueel grensoverschrijdend gedrag, vindt Gabriëlle. ‘Vaak hebben jongens – of meisjes – helemaal niet in de gaten wat ze doen, omdat de grens tussen iets onschuldigs en iets kwalijks onduidelijk is. De universiteit zou ook wel meer kunnen doen qua voorlichting.’
Dat is de RUG ook van plan. Rector magnificus Elmer Sterken geeft aan dat de universiteit ‘serieus met het onderwerp aan de slag gaat’, naar aanleiding van het UKrant-onderzoek. ‘Ik wil het uit de taboesfeer halen door middel van een campagne met en voor studenten. Denk daarbij aan een zerotolerancestatement, betere mogelijkheden om grensoverschrijdend gedrag en misstanden te melden op onze website en een active bystander-training (die mensen aanspoort om elkaar op ongewenst gedrag aan te spreken, red.).
Hoe kan ik een geliefde helpen na seksueel geweld?
Zelf in actie
Een paar jaar geleden wilde studente Sofía zelf in actie komen, nadat ze als eerstejaars tijdens het uitgaan werd gedrogeerd en verkracht. ‘Ik plaatste iets op Facebook over wat ik had meegemaakt. Elf verschillende meiden stuurden me een berichtje over soortgelijke ervaringen. Acht van hen waren eerstejaars, net als ik.’ Ze concludeerde dat Groningse studenten wel wat bewustwording konden gebruiken op dit gebied.
Dit doet de vertrouwenspersoon
Bij Marjolein Renker kun je als student of medewerker terecht als je ongewenst gedrag meemaakt binnen de RUG. Renker heeft geen andere rol binnen de RUG en heeft geen leidinggevende behalve – formeel – het college van bestuur; ze is dus volledig onafhankelijk.
‘Degene die bij mij komt is in charge, die bepaalt wat er verder gebeurt’, benadrukt ze. Een gesprek is altijd vertrouwelijk het hoeft niet tot een officiële klacht te komen. Zo wel, dan wordt er gekeken welke scenario’s mogelijk zijn en wat jij wilt. Ze kan de melding doorzetten naar de leidinggevende van de dader. Het kan dan worden meegenomen in een beoordeling of in het uiterste geval kan ontslag volgen.
Als je niet wilt dat je docent het te weten komt, kun je je melding vertrouwelijk doen: de vertrouwenspersoon kent je naam, maar noemt die niet. ‘Dat maakt het wel moeilijker er iets mee te doen, omdat er dan geen hoor en wederhoor kan worden toegepast’, zegt Renker. Maar zinloos is het zeker niet: ‘Hoe meer meldingen ik krijg, hoe meer ik ermee kan.’
Was de dader een student? Ook dat kun je bij de vertrouwenspersoon melden. ‘Dan kijken we bijvoorbeeld wat de faculteit of de opleiding kan doen.’
Samen met vrienden van haar faculteit zette Sofía een campagne op. ‘We wilden zelf al het werk wel doen, hadden zelf middelen om het te financieren, het leek ons alleen goed voor de bekendheid als de RUG erachter zou staan.’ Daarom maakte ze een afspraak bij Marijke Dam, destijds de vertrouwenspersoon.
‘Weet je wat ze zei? “Volgens mij hebben we hier niet zo’n probleem met seksueel grensoverschrijdend gedrag”. Omdat zij er zelf niet zoveel over hoorde.’ Sofía was verbijsterd – en gekwetst. ‘Ik vertelde wat ik had meegemaakt, wat ik zag gebeuren in clubs als de Kokomo, en ze reageerde er totaal niet op.’
Zwart-wit
Marijke Dam bewaart op haar beurt ook de nodige herinneringen aan het gesprek. ‘Ze kwam geen melding doen, maar had een idee voor een campagne waarvan ik de toonzetting niet oké vond. Daarom ben ik er niet in meegegaan.’
Wat was er dan precies niet oké aan? Dam moet even zoeken naar een formulering. ‘Haar boodschap was: álles qua seksuele intimidatie ligt bij de ander, bij de dader. Dat vond ik gewoon te zwart-wit.’
Niet dat Dam slachtoffers de schuld wil geven. ‘Maar als je verwacht dat iedereen je respecteert, maak je jezelf kwetsbaar. In een slechte buurt moet je opletten. Bij het uitgaan moet je je drankje in de gaten houden. Ik weet het: eigenlijk is het te zot voor woorden dat je allerlei maatregelen moet nemen om jezelf veilig te houden.’ Maar in zo’n wereld leven we nu eenmaal, vindt Dam.
Blijft de vraag wat er dan precies tegen was op een op daders gerichte campagne. ‘Ik zag daar geen noodzaak voor op basis van de meldingen die ik kreeg en op basis van haar verhaal’, zegt Dam. ‘Ik heb haar duidelijk gemaakt dat ze elders in de universiteit moest aankloppen. De afdeling voorlichting, of de decaan van haar faculteit.’
Paniekaanvallen
Het is in de grote, complexe organisatie die de RUG is lang niet altijd duidelijk wie je waarbij kan helpen. Soms kan eigenlijk niemand helpen.
Studente Valerie werd een tijdlang gestalkt, en uiteindelijk verkracht, door een wat oudere jongen die ze kende van de universiteit. Valerie kreeg paniekaanvallen, schrok van plotselinge geluiden en kon er slecht tegen om in afgesloten ruimtes te zijn. Ze kwam bij de studentpsycholoog terecht.
Hielp dat? ‘Nou, ze nam me serieus, dat wel’, vertelt Valerie, ‘maar ze wist duidelijk niet wat ze ermee aan moest.’ Haar problemen werden bovendien niet alleen veroorzaakt door het verleden, ze was ook bang voor wat er nog zou kúnnen gebeuren. Haar verkrachter studeerde aan dezelfde faculteit als zij. In de kantine, in de lift, in iedere gang kon ze hem tegen het lijf lopen.
‘Dat legde ik ook aan de studieadviseur voor’, zegt Valerie. ‘Hij zei dat ik wel naar de portiers van de faculteit toe kon gaan als ik hem ergens zag. Dat die zouden opletten.’ Ze zwijgt even. ‘Gelukkig weet ik dat mijn verkrachter ondertussen naar Canada verhuisd is.’
Grenzen
Er zijn grenzen aan wat de RUG kan oplossen, erkent Marjolein Renker. ‘Soms is het gewoon niet zo simpel. Die andere student betaalt óók collegegeld. Dan mag de universiteit niet zomaar zeggen: jij mag niet meer op de faculteit komen.’
Ze raadden me af om aangifte te doen. En ze zeiden ook dat ik duidelijker “nee” had moeten zeggen
Ook de politie kon weinig voor Valerie betekenen, omdat ze pas enkele maanden na haar verkrachting bij hen aanklopte. Alles wat er ooit aan bewijs was geweest – sporen op haar lichaam, DNA-materiaal – was allang verdwenen. ‘Ze raadden me af om aangifte te doen. En ze zeiden ook dat ik duidelijker “nee” had moeten zeggen. Dat heeft me wel verbaasd.’
Uitnodiging
Studente Larissa Jellema krijgt een flauw grimlachje om de lippen als ze denkt aan haar contact met de politie. ‘Laat ik het zo zeggen: ik weet dat ze het goed bedoelden, maar ik had een ander soort reactie fijner gevonden.’
Larissa was in de stad iets aan het drinken met een kennis, toen ze zich beroerd voelde worden. Ze wilde naar huis, maar haar fiets stond nog voor zijn deur. Ze moest overgeven en deed dat bij hem op het toilet, wat hij om onverklaarbare redenen opvatte als een uitnodiging om haar zijn bed in te trekken.
Zoals veel slachtoffers heeft ook zij lang gedacht dat alles op de een of andere manier haar schuld was en praatte ze er niet over. ‘Ik was bang voor reacties in de trant van “waarom kom je er nu pas mee?”’ Uiteindelijk stapte ze toch naar de politie.
Gebrek aan bewijs
Wegens gebrek aan bewijs werd het geen aangifte, maar een melding. Dat had ze eigenlijk al wel verwacht. Maar op de uitspraken van de agenten was ze niet voorbereid. ‘Het ging over eventueel lichamelijk bewijs en ze zeiden zoiets als “Voor hetzelfde geld heb je dat bij jezelf gedaan”.’
Een zedenagent moet én empathisch én kritisch te werk gaan, zegt zedenagent Dekker. ‘We geven iemand altijd het voordeel van de twijfel, we verwijten niet en we leggen altijd uit waarom we bepaalde vragen stellen.’ Maar er moeten wel lastige vragen gesteld worden. ‘Waar leg je bijvoorbeeld de grens? En hoe heb je duidelijk gemaakt dat daar voor jou de grens is? Ik tref wel eens mensen van wie ik denk: jij zou eigenlijk op weerbaarheidstraining moeten. Dat is het spanningsveld waarin we werken en waarover we dan het gesprek voeren.’
De meeste mensen die hier komen zijn eerlijk. Maar ik vond het wel shocking
Wat Larissa betreft is dat wereld op z’n kop. ‘Ik vind het Nederlandse strafrecht hier niet correct in. In Groot-Brittannië, bijvoorbeeld, kijkt een rechtbank naar consent: dat beide partijen uit eigen vrije keuze instemmen met seks, en ook allebei het vermogen hebben om die keuze te maken.’ Geldt dat voor een van de twee niet? Dan was de seks niet vrijwillig en is de ander strafbaar. ‘In Nederland zijn de definities veel nauwer. Eigenlijk worden de daders hier beter beschermd dan de slachtoffers.’
Dit doet de politie
Aanranding en verkrachting zijn strafbaar. Dus kun je met een aangifte de politie vragen er onderzoek naar te doen. De politie verzamelt dan informatie en bewijs over wat er gebeurd is. Bij seksueel geweld is het – hoe moeilijk ook – zaak dat je snel aangifte doet, zodat de politie kans heeft om DNA-bewijs te verzamelen. ‘Dat kan tot maximaal een week na de verkrachting’, zegt Dekker.
Straatintimidatie – ook wel catcalling of ‘sissen’ – is in Groningen niet strafbaar, maar je kunt het wel melden. Dat geldt ook als er iets is gebeurd dat bijna onmogelijk te bewijzen of verder te onderzoeken is. Met een melding breng je de politie op de hoogte van wat je hebt meegemaakt, zonder dat je om strafvervolging vraagt. Je verklaring kan de politie helpen bij later onderzoek, of als ze veel meldingen in een bepaald gebied krijgen, kunnen ze besluiten extra te patrouilleren.
Je kunt aangeven of je liever met een vrouwelijke of een mannelijke agent praat. Spreek je geen Nederlands? Dan is er een tolk beschikbaar.
Maar verdachten móéten ook beschermd worden, zegt Dekker. Hij treft wel eens mensen die willens en wetens liegen over verkrachting.
Praten
Marjolein Renker heeft ook wel eens een valse melding gekregen van seksuele intimidatie. ‘Van studenten die er een docent mee wilden laten ontslaan, bleek later. Dit is een uitzondering’, zegt ze met klem, ‘de meeste mensen die hier komen zijn eerlijk. Maar ik vond het wel shocking.’
Seksueel geweld kan voorkomen in een zonneklaar zwart-wit, maar soms is er geen duidelijke verdeling in slachtoffers die recht gedaan moet worden en daders die zware straf verdienen. Soms wil een slachtoffer niet per se recht, maar alleen rust. Soms heeft de dader geen idee dat hij kwaad heeft gedaan. Soms lijkt iemand slachtoffer, maar is ze dat niet. Of andersom.
Hoe vecht je tegen iets dat zo veelvormig is, complex en, zoals een studente het verwoordde in de UKrant-enquête, ‘helaas normaal’.
Er is maar één manier waarover iedereen het eens is: we moeten praten. Met handhavers, zodat ze weten waar ze tegen vechten. Met hulpverleners, zodat ze kunnen helpen. Met elkaar, over wat we accepteren en wat niet. Willen we er iets aan doen, dan moeten we tegen elkaar zeggen en blijven zeggen dat het níét normaal is.
Wat kunnen we doen tegen seksuele intimidatie en geweld?
De namen van Sanne, Gabriëlle, Valerie en Sofía zijn om privacyredenen gefingeerd en Mareike wilde niet met haar achternaam in de krant. Hun volledige namen zijn bij de redactie bekend.
Dit is het tweede deel van een tweedelige serie over seksueel grensoverschrijdend gedrag.