Columnist Gerrit Breeuwsma heeft het niet zo op met AI. Al weet hij ook wel dat hij wacht op een boemeltreintje terwijl de ene na de andere intercity aan hem voorbij raast.
Eén van de voordelen van ouder worden is dat je je minder druk maakt om allerlei zaken. Deels omdat je het allemaal al een keer hebt meegemaakt, deels omdat je denkt: het zal mijn tijd wel duren.
Zo moet ik toegeven dat de ernst van de dreigende bezuinigingen nog niet helemaal tot me door willen dringen. Mijn eigen academische carrière begon halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw (heerlijk, die ‘vorige eeuw’, dat geeft me toch even de nodige anciënniteit) toen de universiteiten ook in zwaar weer verkeerden, maar ik na een reeks van piepkleine tijdelijke klusjes uiteindelijk toch een vaste aanstelling wist te bemachtigen.
Tegelijkertijd realiseer ik me dat dat wel wat zelfzuchtig is, want wie nu een vaste aanstelling ambieert schiet er niets mee op dat het met mij uiteindelijk toch goed gekomen is. Maar het gegeven dat ik er niet meer door geraakt zal worden, maakt de bezuinigingen toch wat hypothetisch.
Op een iets andere manier geldt het voor de veranderingen die er door de rol van AI in onderwijs en onderzoek op ons afkomen. Er is geen vergadering of het gaat wel over de vraag hoe we ons er tegen kunnen verweren of, steeds vaker, hoe we het in het onderwijs en onderzoek kunnen inzetten.
Heerlijk die ‘vorige eeuw’, dat geeft me toch even de nodige anciënniteit
Er zijn allerlei commissies die zich er over buigen en zo nu en dan zie ik de vruchten daarvan voorbijkomen in mijn mailbox. Eerlijk gezegd neem ik er amper kennis van, terwijl ik wel degelijk besef dat AI de kern raakt van ons academische doen en laten.
Wat blijft er van onze onderwijsdoelen over als studenten met een paar drukken op de knop een paper of these in elkaar weten te flansen? Wiens artikel lees ik eigenlijk als de opzet daarvan bij elkaar gesprokkeld is met ChatGPT?
Het is opmerkelijk hoe snel discussies over ChatGPT zijn verschoven van ‘controleren voor’ naar ‘integreren van’. Tot mijn verbazing staan sommige collega’s al toe dat een these met behulp van ChatGTP wordt geschreven, als de student maar duidelijk maakt waar en hoe hij dat gedaan heeft. Ook wordt gefluisterd dat het onder promovendi al niet ongebruikelijk is de introduction van hun artikel door ChatGPT te laten ‘schrijven’.
Waarschijnlijk heeft de hardcoregebruiker uit bovenstaande al wel begrepen dat ik amper weet wat ChatGPT is, hoe het werkt en wat het allemaal kan. Mijn opvattingen erover zijn vast bij het onnozele af te naïef en eerlijk is eerlijk, ik heb ook nog nooit een poging ondernomen om het te gebruiken.
Alsof er dan een wereld voor me open gaat. Maar ja, ik heb ook nog nooit coke gesnoven
Zou je wel eens moeten doen, menen jongere collega’s, alsof er mogelijk dan toch een wereld voor me open gaat. Maar ja, ik heb ook nog nooit coke gesnoven.
Ergens weet ik ook wel dat ik me waarschijnlijk op een gepasseerd station bevind, wachtend op een boemeltreintje dat al lang is opgeheven, terwijl de ene na de andere intercity aan me voorbij raast.
AI en ChatGPT zijn er en zullen in de toekomst niet meer weg te denken zijn. Mogelijk dat ze het proces van onderzoeken en publiceren rationaliseren en misschien zelfs verbeteren.
Maar wat ik mis in de hele discussie is de vraag hoe belangrijk en aangenaam het is om zelf iets te kunnen. De ervaring van een eindproduct dat je na veel zwoegen en zweten hebt weten te schrijven en waarvan je kunt zeggen dat het van jou is. Niet perfect, maar de weerslag van wat je zelf in je mars hebt. Ik zou het niet gemist willen hebben.
Nou ja, daar zou ik me eigenlijk best nog wel druk over willen maken.
GERRIT BREEUWSMA