Bert Röling was een bijzondere man, zegt universitair docent Europees recht Matthijs van Wolferen, maar waarom staat op het nieuwe gebouw van de rechtenfaculteit niet de naam van een ander soort rolmodel?
Kent u Hennah Buyne?
Ik kende haar ook niet. Wat opmerkelijk is, gezien het feit dat ze de eerste vrouwelijke raadsheer was met een Surinaamse achtergrond. Ze zette door en volgde de opleiding tot rechter, hoewel de toenmalige decaan van de Groningse Faculteit der Rechtsgeleerdheid het haar ontraadde. Een voorbeeld voor elke jonge vrouw met een soortgelijke achtergrond die door de faculteit wordt opgeleid.
Toch had ik niet van haar gehoord tot ik het boek Vraauwlu las.
Iedereen kent Bert Röling. Onder andere omdat iedereen die rechten studeert in Groningen wordt verteld over deze bijzondere man. Rechter bij het Internationaal Militair Tribunaal in Tokio, een tijd die vereeuwigd is in het boek De Offers. Oprichter van het Polemologisch Instituut, een van de eerste multidisciplinaire onderzoeksgroepen naar het begrip ‘oorlog’, en pleitbezorger van de pacifistische zaak.
Zijn hoogleraarsportret maakt een sprekende indruk in de faculteitskamer. Zijn gestalte is ook te vinden op de magistrale achterwand van de Aula, waar zijn zoon de schildering heeft gemaakt.
Ik ben een Bert Röling. Of in ieder geval – want ik heb zeker niet zijn capaciteiten of talenten – zou ik mezelf kunnen wijsmaken dat ik er ooit een zou kunnen zijn. Tijdens mijn studie was ik omringd met rolmodellen als Röling. Ik werd in hoorcolleges onderwezen door grootheden als Jan Lokin. In werkgroepen stonden aanstormende, mannelijke, talenten voor de klas. Pas als docent kreeg ik door hoe belangrijk dat is voor de vorming van je zelfbeeld en zelfvertrouwen.
Pas als docent kreeg ik door hoe belangrijk rolmodellen zijn voor de vorming van je zelfbeeld en zelfvertrouwen
Toen ik een student had begeleid in het schrijven van haar scriptie, vroeg ik haar of ze niet zou willen overwegen om de research master (ReMa) te volgen. Ik zou haar scriptie zonder schaamte naar een journal durven opsturen en ik zag niet in hoe ik hem anders zou kunnen beoordelen dan met een 10. Mijn medebeoordelaars deelden mijn mening. Deze vrouw zou ik zo graag voor de wetenschap willen behouden.
‘Heb je de ReMa gezien?’ zei ze. ‘Ik heb geen zin om weer de vreemde eend in de bijt te zijn.’
Omdat ik wist dat deze dame zich meestal niet zo makkelijk uit het veld liet slaan, probeerde ik haar te overtuigen van haar latere carrière in academia.
‘Heb je je collega’s gezien?’, reageerde ze. ‘Hoe pas ik hier tussen? Wie neemt me serieus?’
Ondanks een Nederlands paspoort en een perfecte beheersing van de Nederlandse taal, was deze Antilliaanse er eigenlijk wel klaar mee na drie jaar. Ze was altijd ‘de ander’ geweest. Een uitzondering in een relatief homogeen veld dat nu gelukkig meer en meer sterke vrouwelijke rolmodellen krijgt.
Iedereen kent Bert Röling, niemand kent Hennah Buyne. Dat betekent niet dat hun carrières te vergelijken zijn of dat Röling geen rolmodel is. En het is ook niet zo dat we niet trots mogen zijn op de veelal witte mannen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de wetenschap. We kunnen wel keuzes maken waardoor ook anderen zich kunnen optrekken aan het idee dat zij met voldoende inzet en talent ooit op een muur van een Aula kunnen staan.
We kunnen keuzes maken waardoor ook anderen zich kunnen optrekken aan het idee dat zij ooit op een muur van een Aula kunnen staan
Kleine dingen helpen daarin, en ook al zou iedereen ongeacht geslacht of afkomst zich moeten kunnen spiegelen aan wetenschappelijke helden die niet op hen lijken, dat is niet hoe dit werkt. Een vrouw weet intrinsiek dat een man een andere weg bewandelt met totaal andere uitdagingen. Mensen met een niet-westerse achtergrond weten dat zij barrières zullen moeten slechten die ik me niet eens kan voorstellen.
Hennah Buyne dient hier als voorbeeld, niet als nieuwe naamgever van het gebouw. Er zijn vast tal van niet-westerse en/of vrouwelijke juristen door onze faculteit opgeleid. Hoeveel van hen kunnen we benoemen? Hoeveel van hen brengen we naar voren in de studie rechtsgeleerdheid?
Iedereen weet dat Bert Röling een bijzondere man is geweest. Voegt een gebouw dat naar hem wordt vernoemd daar iets aan toe? Vermindert het zijn statuur als het gebouw een andere naam krijgt? Als universiteit kan je een verschil maken in iemands leven op een belangrijk en vormend moment. Wat is er beter dan 18-jarigen het gevoel geven dat ook zij zo goed zouden kunnen zijn dat er een gebouw naar hen wordt vernoemd?
Matthijs van Wolferen is universitair docent Europees recht