Het schort nogal aan de sociale veiligheid op de TU Delft, aldus de Onderwijsinspectie. Het is geen toeval dat dit ook op een universiteit het geval is, concludeert columnist Gerrit Breeuwsma.
Onder de titel Intussen elders heeft UKrant een rubriek waarin regelmatig een kijkje wordt genomen bij onze academische buren: hoe het eraan toegaat en niet zelden misgaat. Het relativeert de blik op de eigen situatie, maar er zit vast ook wel iets van leedvermaak in (‘buurmans leed troost’).
Het nieuws dat begin deze maand naar buiten kwam over ‘Racisme en intimidatie op de TU Delft’ zou niet hebben misstaan in Intussen elders. In de berichtgeving erover in de NRC wordt een beeld geschetst van ‘intimidatie, pestgedrag en racisme’.
Volgens de Onderwijsinspectie is de sociale veiligheid van medewerkers structureel en binnen de hele organisatie te lang verwaarloosd. Omdat het bestuur heeft verzuimd daar iets aan te doen, spreekt de inspectie van ‘wanbeheer’: het ‘zwaarste oordeel dat ze kan geven’.
De inspectie, zo lezen we verder in de NRC, was na eerdere meldingen al in 2022 een onderzoek gestart over grensoverschrijdend gedrag binnen de TU en dat leverde 148 meldingen op over ‘intimidatie, sociale onveiligheid als gevolg van gebrek aan leiderschap, uitsluiting, seksisme, integriteitsschendingen, roddelen, racisme en pesten’, waarbij onveilige situaties ‘disproportioneel vaker ervaren [worden] door promovendi en vrouwelijke medewerkers’.
Dit is wat er kan gebeuren in organisaties met een hiërarchische structuur
De verantwoordelijken voor de gevoelens van onveiligheid zijn ‘bijna altijd mensen die een hogere positie bekleden dan de melder’.
Je kunt je erover verbazen, je kunt erover opwinden en er schande van spreken, maar je schiet er niet veel mee op. Beter is het je te realiseren dat dit is wat er kan gebeuren in organisaties met een bepaalde, veelal hiërarchische structuur, waarbij reputatie en prestige, samen met grote financiële belangen op het spel staan.
Dat is misschien ook de reden waarom we het al gauw associëren met schandalen in de wereld van de film en televisie, van de kunsten, maar ook met de sportwereld. Altijd zijn er ‘ondergeschikten’ die er veel voor over hebben om hun doel te bereiken, in een competitieve omgeving met veel onderlinge concurrentie, met boven hen geplaatsten die zich op grond daarvan veel menen te kunnen permitteren.
Maar ook die vaststelling maakt je niet veel wijzer. Iemand die serieus heeft geprobeerd het denken over deze misstanden verder te brengen, is de Amerikaanse filosofe Martha C. Nussbaum, in haar boek Bastions van hoogmoed.
Misschien is het een idee om het als lectuur voor te schrijven aan de universitaire wanbestuurders
Hoogmoed definieert ze als: ‘De ondeugd die erin bestaat dat je jezelf boven anderen verheven waant, dat anderen voor jou geen volwaardige mensen zijn’. Een van de directe gevolgen daarvan is dat ze ontmenselijkt; door mensen als dingen te behandelen en ze hun autonomie te ontzeggen. Naast de hoogmoed speelt hebzucht volgens Nussbaum een rol: het in stand houden van de mannelijke dominantie door het misgunnen van macht aan anderen.
Nussbaum laat aan de hand van drie gebieden – het recht, de kunst en de sport – zien hoe de bastions van hoogmoed zichzelf in stand proberen te houden en daar tot #MeToo ook behoorlijk goed in geslaagd zijn. Sindsdien worden er echter steeds meer gaten in de bastions geschoten en hoewel het te vroeg is om te concluderen dat ze op omvallen staan, lijkt hun positie te wankelen.
Over de universiteit schrijft ze alleen in een Intermezzo: Het hoger onderwijs, maar het is niet zo moeilijk haar analyse toe te passen op de Nederlandse academische situatie. Misschien is het een idee om het als verplichte lectuur voor te schrijven aan de universitaire wanbestuurders, zodat die hun eigen hoogmoed leren herkennen.
En laat het goede bestuurders meteen ook maar lezen, want er valt ook voor hen nog wel wat te leren. Al was het maar om op een kwade dag niet in een rubriek als Intussen elders te hoeven figureren.
GERRIT BREEUWSMA