Is het hoger onderwijs de afgelopen 35 jaar verbeterd door het beleid van het ministerie van Onderwijs? Nee, concludeert RUG-alumnus Timen Sijens, die hier een prijswinnende scriptie over schreef.
Uiteindelijk is het ‘de bekwaamheid van de docenten’ die de kwaliteit van het onderwijs bepaalt, waarschuwde de Onderwijsraad het ministerie in 1985. Maar tot 2013 maken de documenten van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nauwelijks gewag van de cruciale rol van docenten, ontdekte Sijens (26). En dat is nou precies waar de schoen wringt, zegt hij.
De historicus onderzocht hoe de kwaliteit van het onderwijs in de loop der jaren veranderd is, en of het beleid van het ministerie van Onderwijs voor verbetering heeft gezorgd. Hij analyseerde openbare beleidsdocumenten van het ministerie en de Onderwijsinspectie vanaf 1985 tot en met 2019.
Kloof
De constante roep van het ministerie om meer rendement – zo moest bijvoorbeeld het aantal afstudeerders vergroot worden – botst met de eis van goede onderwijskwaliteit, zegt Sijens, zeker als je in aanmerking neemt dat er telkens bezuinigd werd op het hoger onderwijs.
‘Het grootste probleem in het hoger onderwijs is dat niet erkend wordt dat die twee zaken met elkaar op gespannen voet staan.’ Een van de grootste gevolgen hiervan is dat docenten een hogere werklast hebben, zegt hij. ‘Naar mijn mening zit er een kloof tussen hoe het ministerie denkt en hoe de opleiders aan universiteiten denken.’
Scriptieprijs
Sijens – zijn masterscriptie werd begeleid door universitair hoofddocent moderne geschiedenis Rik Peters – is de eerste die onderzoek doet naar de ontwikkeling van de kwaliteit van het hoger onderwijs op de lange termijn. Voor zijn werk kreeg hij afgelopen februari de nieuw ingestelde scriptieprijs van de Algemene Rekenkamer.
‘Ik kan iedereen die een relevante scriptie heeft aanraden om die in te sturen voor volgend jaar’, zegt de alumnus, die 2000 euro won en zijn bevindingen mocht presenteren.
Sijens deed de master Geschiedenis Vandaag, die actuele kwesties bekijkt vanuit historisch perspectief, en vond het daarom interessant om op praktische manieren naar de geschiedenis te kijken, vertelt hij. ‘Door bijvoorbeeld uit te zoeken hoe we organisaties kunnen laten leren van het verleden.’
Hij besloot zich toe te leggen op het analyseren van beleid: hoe goed werken bepaalde beslissingen eigenlijk? ‘Er is eigenlijk nauwelijks aandacht voor beleidsevaluaties, en dat is nou echt iets waar historici goed in zijn.’
Meer werk
Voor zijn scriptie keek hij naar kwaliteitsborgingsbeleid: maatregelen die gericht zijn op het verzamelen en beoordelen van informatie over onderwijs, zoals vakevaluaties. Om erachter te komen hoe beleid in de praktijk uitgevoerd wordt, interviewde hij ook een aantal docenten van de Faculteit der Letteren.
In die gesprekken ontdekte Sijens dat prikkels die gericht zijn op het verbeteren van de efficiëntie van universiteiten, hun tol eisen. De docenten waren het eens dat kwaliteitsborging belangrijk is, maar zeiden ook dat het ze nog meer werk oplevert, wat uiteindelijk de kwaliteit van het onderwijs beïnvloedt.
‘Het aantal studenten is door de jaren heen snel toegenomen, maar het budget is niet meegegroeid’, zegt hij. Dat is op zich geen nieuws, maar wat hem opviel: de documenten die hij bestudeerde, benadrukten dat de universiteit efficiënter moest worden en ook dat de onderwijskwaliteit verbeterd moest worden. Maar nergens werd erkend dat die twee doelstellingen met elkaar in conflict zijn.
En belangrijker nog: geen enkele regering heeft ooit het onderwijsbudget verhoogd, terwijl in de 34 jaar die Sijens bestudeerde bijna alle grote politieke partijen wel aan de macht zijn geweest.
Symptoomaanpak
Alleen de symptomen worden aangepakt en niet het systeem, concludeert Sijens. Het financieringsmodel dat verbeterde efficiëntie beloont staat niet ter discussie, en ook de belangrijke invloed van docenten wordt niet erkend met beleidsmaatregelen. ‘En dus worden de fundamentele problemen alleen maar erger.’
Dus wat moet het ministerie doen? Meer met docenten in gesprek gaan om de kloof tussen beleid en realiteit te dichten, stelt Sijens. ‘Er moeten fundamentele gesprekken plaatsvinden over de spanning tussen efficiency en kwaliteit’, vindt hij. Als daar niet iets in verandert, kan er ook niet echt iets gedaan worden aan de overbelasting van onderwijspersoneel en kan de kwaliteit van het onderwijs niet verbeterd worden.
Het is dus zoals de Onderwijsraad het ministerie al in 1985 adviseerde, zegt hij: docenten staan aan de basis van goed beleid.