Norbert van de Kamp (24) kan er nóg kwaad om worden. Gemotiveerd begon hij in 2010 aan zijn studie bedrijfskunde, hij haalde 45 punten en kreeg een positief studieadvies. Over één vak bleef hij maar struikelen, ook in zijn tweede jaar. In januari 2012 werd duidelijk dat hij met geen mogelijkheid meer zijn propedeuse zou halen. En dus moest hij alsnog stoppen.
Want de RUG hanteerde, net als enkele andere universiteiten en hogescholen, de ‘p-in-2’-regel: als je in je tweede studiejaar je propedeuse niet haalt, moet je stoppen met je studie, ook als je in je eerste jaar wel een positief advies hebt gekregen. In de brief die minister Bussemaker van Onderwijs vrijdag aan de Tweede Kamer en alle universiteiten stuurde, staat echter dat dit niet mag.
Te laat
De RUG stopt naar aanleiding van de brief met het toepassen van de p-in-2-regel. Goed nieuws voor studenten vanaf het collegejaar 2015-2016: zij krijgen alleen na hun eerste jaar een bindend studieadvies.
Norbert van de Kamp baalt er nog steeds van dat hij zijn studie bedrijfskunde niet af kon maken. ‘Ik wist niet eens van het bestaan van het CBHO. Zo wel, dan had ik er wel een zaak van gemaakt.’
Maar voor studenten als Norbert komt de beleidswijziging te laat. Hij heeft er destijds alles aan gedaan om te voorkomen dat hij zou moeten stoppen: ‘Ik heb de mailwisselingen nog. Met de vakdocent, met de studieadviseur, met de examencommissie. Ik kreeg van allemaal te horen dat ze er niks aan konden doen. Van het faculteitsbestuur zou ik aan het eind van het jaar horen hoe ik in beroep kon gaan, zei m’n studieadviseur. Maar daar zouden nog zes maanden overheen gaan. Ik vond anderhalf jaar vertraging al vervelend genoeg.’
Dus liet Norbert het er maar bij, ervan overtuigd dat hij toch kansloos was. Onterecht, blijkt nu uit de brief van Bussemaker. Maar wat kan hij doen, en mogelijk honderden andere studenten die hetzelfde overkwam?
Het Landelijk Studenten Rechtsbureau (LSR) laat het er niet bij zitten en wil naar de rechter. Het LSR roept iedereen die de dupe is geworden op zich te melden. En die oproep wordt gehoord, constateert bestuurslid Ardine Siepman: ‘We hebben de afgelopen dagen al zo’n tachtig mailtjes binnengekregen.’
Gor Gabrelian van Honoré Advocaten, die samen met het LSR aan de zaak werkt, denkt dat studenten een rechtszaak kunnen winnen. ‘De RUG had voor de volle honderd procent moeten weten dat de wet werd overtreden.’ Dat is ook de inschatting van advocaat Dennis Heemstra van DAS: ‘Je kunt stellen dat de RUG in strijd met de wet heeft gehandeld’, zegt hij.
Volgende ronde
Aart Korten, hoofd juridische zaken van de RUG, ziet het anders. ‘De minister en het CBHO (College van Beroep voor het Hoger Onderwijs – red.) hebben nu een bepaalde uitleg gegeven aan de wet, namelijk dat een onderwijsinstelling maar één keer een advies mag geven. Wat de RUG altijd deed, was een voorlópig advies geven aan het eind van het eerste studiejaar, als er 45 punten waren behaald. Door naar de volgende ronde, om zo te zeggen.’ Korten benadrukt dat het definitieve advies pas daarna kwam.
Ben Olivier, gepensioneerd onderwijsrechter van het CBHO, geeft toe: ‘De wetgeving van het ministerie van Onderwijs blinkt eigenlijk nooit uit in duidelijkheid. Dus ik kan me op zich voorstellen dat de RUG in eerste instantie een andere uitleg gaf aan de wet.’ Toch vindt hij dat de RUG het beleid wel laat aanpast. In een zaak in 2014 oordeelde het CBHO namelijk al dat er maar één keer een advies mag worden gegeven waaraan een bindende afwijzing kan worden verbonden. ‘Het is wel vreemd dat het vervolgens zo lang geduurd heeft voordat andere instellingen die uitspraak hebben gevolgd.’
Verwijten
Advocaat Gabrelian: ‘Dat onderwijsinstellingen niets veranderd hebben na 2014, kun je ze in het bijzonder verwijten. Ze zijn namelijk gewoon over die uitspraak geïnformeerd. Maar ze hebben kennelijk het besluit genomen om door te gaan, totdat er druk is gekomen vanuit de politiek en vanuit studentenorganisaties.’
Korten bestrijdt dat. ‘Het CBHO heeft in een aantal specifieke gevallen vastgesteld dat bepaalde onderwijsinstellingen niet aan de regels voldeden. Maar zo’n uitspraak is tegen de RUG nooit gedaan.’ Terwijl studenten gewoon bezwaar hadden kunnen maken, als ze het ergens niet mee eens waren, zegt hij. ‘Dat staat keurig in al onze brieven.’
Onzin, vindt advocaat Gabrelian. ‘Als je student bent aan een professionele onderwijsinstelling, ga je er toch vanuit dat die onderwijsinstelling de wet naleeft?’
Norbert dacht dat ook toen hij met de moed der wanhoop probeerde zijn negatieve advies af te wenden. ‘Dan plaats je daar geen vraagtekens bij. Ik wist niet eens van het bestaan van het CBHO. Zo wel, dan had ik er wel een zaak van gemaakt.’
Schadevergoeding
Veel studenten die onterecht zijn weggestuurd, hebben geen behoefte aan herinschrijving; zij doen allang iets anders. ‘Maar we hopen er een vorm van schadevergoeding uit te halen’, zegt Ardine Siepman van het Landelijk Studenten Rechtsbureau.
Ook Heemstra van DAS ziet mogelijkheden op grond van de letselschaderichtlijn studievertraging. ‘Als je studievertraging hebt opgelopen, kun je daar volgens die richtlijn een bedrag aan koppelen. Maar dan moet je eigenlijk wel kunnen aantonen dat je de opleiding waarvan je verwijderd bent, zou hebben afgemaakt.’ Dat kan bijvoorbeeld als een student na verwijdering een gelijkwaardige opleiding wel heeft voltooid. ‘Zo niet, dan is je zaak wel wat mager.’
Somber
Oud-rechter Ben Olivier ziet het somber in: ‘Studenten die in het verleden onterecht een negatief bsa hebben gekregen, staan niet sterk. Ze hadden in beroep kunnen gaan op het moment dat ze dat advies kregen, maar dat hebben ze niet gedaan. Dat betekent dat de beslissing van de onderwijsinstelling voor rechtmatig wordt gehouden.’ Formele rechtskracht, heet zoiets in juristenjargon, en dat blijft gelden – ook als later blijkt dat de beslissing niet juist was.
Toch heeft Gabrelian van Honoré Advocaten goede hoop. ‘Het is juridisch heel lastig. Maar of het onmogelijk is, dat weten we niet. Er zit een groot moreel vraagstuk achter. Hier heeft een aantal instellingen een grens zo duidelijk overschreden, dat het maar de vraag is of de formele rechtskracht wel standhoudt. Bovendien gaat het om zo’n grote groep studenten dat het de moeite waard is om het gesprek aan te gaan met de onderwijsinstellingen. En – als we er niet uitkomen – het voor te leggen aan een rechter.’