Zesdejaars internationale betrekkingen Onno de Wal (23) is de eerste RUG-student die de prestigieuze Schwarzmann Scholars-beurs heeft gekregen, waarmee hij een jaar lang in Beijing kan studeren samen met 150 andere studenten van over de hele wereld. Vijf vragen over wat hij van deze ervaring verwacht.
Gefeliciteerd, Onno! Waarom heb je je aangemeld voor deze beurs?
‘Het was altijd al een droom van me om mijn master in het buitenland te doen. Ik vind China een fascinerend land met een rijke geschiedenis, een compleet ander politiek systeem en een gigantische economie die wereldwijd enorme invloed heeft. Het probleem was alleen dat ik de kosten voor een master in Azië niet kon opbrengen. Dus het is een geweldige kans voor me dat ik nu kan meedoen aan een van de meest prestigieuze studieprogramma’s in de wereld, terwijl ik er niets voor hoef te betalen.’
Dit programma is bedoeld als een uitwisseling van culturen en van ideeën over onderwerpen als economie en politiek. Welke ervaringen neem jij met je mee, denk je?
‘Als westerling neem ik natuurlijk veel van de cultuur en levensstijl die wij gewend zijn met me mee. In het algemeen gesproken wil ik heel graag een open gesprek voeren waarin ik de individualistische, liberale en kapitalistische waarden vertegenwoordig. Ik ben ook heel benieuwd hoe Chinese studenten op mijn wereldbeeld reageren en ik wil graag over hun perspectieven horen.’
‘Vanuit een economisch gezichtspunt, bijvoorbeeld, zijn er volgens mij nog veel praktische zaken die uitgezocht moeten worden. Denk aan handelsbetrekkingen: we hebben China in het verleden veel in westerse landen laten investeren, maar aan de andere kant is het nog altijd moeilijk voor westerse bedrijven om net zoveel te investeren in China. Dus dat speelveld is nog niet gelijk.’
Hoe ben je van plan om met de verschillen tussen de Chinese, westerse en andere denkbeelden om te gaan?
‘Ik denk dat die denkbeelden op een gegeven moment zullen botsen, maar ik denk ook dat iedereen openstaat voor discussie. Ik zit al in een appgroep met anderen die het programma gaan volgen en we hebben al een paar heel oprechte gesprekken gehad.’
‘Het is me opgevallen dat mensen uit het Westen vaak focussen op wat zij vinden dat China verkeerd doet, in politiek, sociaal en economisch opzicht. En op hun beurt zullen Chinezen en mensen uit andere delen van de wereld, zoals Afrika en Latijns-Amerika, ook kritische vragen stellen. Uit alle gesprekken die ik tot nu toe gevoerd heb, ook met Chinese studenten, is me gebleken dat ze heel graag over dit soort dingen willen praten.’
‘Ik weet zeker dat mijn medestudenten bereid zijn om naar me te luisteren, maar dat betekent niet automatisch dat ze het met me eens zullen zijn. Want als ik dat zou verwachten, zou ik er vanuit gaan dat ik het altijd bij het rechte eind heb, en dat geloof ik niet. Het is echt een uitwisseling van ideeën. Zij hebben een andere cultuur en leven in een andere maatschappij die misschien niet dezelfde dingen belangrijk vindt als wij.’
Deze beurs is gelieerd aan de Chinese Communistische Partij (CCP). Wat vind je daarvan?
‘Voor de duidelijkheid, het is niet alleen het initiatief van de CCP. De beurs is door een Amerikaanse stichting opgezet en wordt gesteund door universiteiten als Harvard en Oxford. Maar ik denk dat als je een onderwijsprogramma op poten wilt zetten in China, dat je dan moet samenwerken met de Chinese regering, omdat het systeem daar anders werkt dan in Nederland. De publieke en private sectoren zijn veel meer met elkaar verstrengeld, dus je kunt niet echt ontkomen aan de banden met de CCP. De enige andere optie zou zijn dat ik helemaal niet naar China zou gaan en dat is volgens mij geen goed idee.’
‘Los van de verschillen tussen het Westen en China, denk ik dat beide kanten met elkaar moeten praten. Ik heb niks gehoord over controverses rond het programma. Ik denk gewoon dat het een mooie gelegenheid is om China te ervaren.’
Jij hebt banden met studentenpartij SOG, die in de universiteitsraad zit. De SOG heeft kritiek geuit op de Chinese bemoeienis met Nederlandse academische instellingen en specifiek de RUG. Wat is jouw persoonlijke visie daarop?
‘Om te beginnen wil ik zeggen dat ik geen lid meer ben van de SOG. Ik heb op dit moment een adviserende rol – die ik opgeef als ik uit Groningen vertrek – en ik vertegenwoordig de SOG niet in zijn geheel. Ik beschouw mezelf wel als een klassieke liberaal, in politiek opzicht, wat betekent dat mijn denkbeelden over academische vrijheid overeenkomen met die van de SOG. De academische vrijheid aan onze universiteit is uiteraard heel belangrijk, zowel voor mij als de SOG.’
‘Het besluit om het Confucius Instituut op afstand te zetten is genomen door een vorige fractie waar ik niet in zat. Ik geloof dat je streng kan zijn en bepaalde verwachtingen kunt hebben in je eigen land, aan je eigen universiteit. Maar als je ergens anders naartoe gaat, ben je daar te gast en moet je de waarden en de cultuur van dat land accepteren en ervoor open staan.’
‘Ik ben niet van plan om naar China te gaan om daar de westerse waarden te preken. Ik moet een beetje pragmatisch zijn. Ja, er zijn problemen geweest. Ja, er is sprake van twee verschillende politieke systemen. Maar is dat een reden om ons van China af te keren? Ik vind van niet. Een academische uitwisseling zoals deze kan een brug voor samenwerking vormen. En zonder zo’n brug zal er in de toekomst alleen maar meer spanning en vijandigheid zijn.’