Ondernemen

Jaren geleden had ik een akkefietje met een studente die naar mijn idee iets te voortvarend met haar toekomst bezig was. Ik was haar scriptiebegeleider en het werken daaraan verliep moeizaam. Nu is dat niet uniek, want de scriptie of these is voor veel studenten een hele bevalling, waarbij student en begeleider vaak de nodige frustratie het hoofd moeten bieden. Hier ging het echter extra moeizaam.

Wanneer ik vond dat een hoofdstuk niet goed uit de verf was gekomen, werden er ter verklaring regelmatig, en onder tranen, persoonlijke problemen in stelling gebracht, compleet met verwijzingen naar een moeilijke jeugd. Voer voor psychologen zou je zeggen, maar als begeleider brengt het je vooral in een lastig parket. Je wilt niemand zijn sores ontzeggen, maar de thesebegeleiding moet niet ontaarden in een vorm van psychotherapie, nog afgezien van het feit dat ik niet bevoegd ben op dat terrein.

Gelukkig wisten we het tot een voldoende eindresultaat te brengen en stond niets het afstuderen in de weg. Maar toen vernam ik via via dat de studente in kwestie er al een tijdje een ‘psychotherapeutische praktijk’ op nahield, waarin ze mensen behandelde die problemen hadden die veel op die van haarzelf leken. Dat deed ze niet alleen met passie (blèh), maar ook met middelen waar wetenschappelijk nogal wat op af te dingen valt (helende stenen, aromatherapie).

Wanneer we er tijdens de studie niet in slagen om studenten kritisch te laten nadenken over allerlei vormen van kwakzalverij, is er volgens mij is iets misgegaan en dat mogen (moeten) we ons als opleiding aantrekken.

Eerlijk gezegd voelde ik me ook persoonlijk bedonderd. Ik was steeds in de veronderstelling geweest dat ik bijdroeg aan haar opleiding tot psycholoog, terwijl zij in de praktijk al onder die noemer werkte. Ze was, naar mijn idee, alleen maar uit geweest op de titel van drs. (ik zei al, het is lang geleden), zodat ze haar pseudowetenschappelijkheid van een wetenschappelijk keurmerk kon voorzien.

Het liefste had ik mijn goedkeuring aan de scriptie ingetrokken, maar dat kon natuurlijk niet.

Inmiddels ziet het ernaar uit dat ik de plank destijds volledig heb misgeslagen. De studente deed niet aan academische beunhazerij, maar was met het combineren van studeren en ondernemerschap haar tijd ver vooruit. Het aantal studenten dat naast de studie een bedrijf runt (of is het andersom?) is sindsdien alleen maar toegenomen (tot 6 procent in 2014) en de groei is er nog niet uit.

Hogescholen en universiteiten stimuleren de combinatie en faciliteren de studie van de jonge ondernemers. Ook de RUG lijkt gecharmeerd van deze optie en ziet, met de zegen van collegevoorzitter Poppema en geruggesteund door zijn paladijnen van Calimero en SOG, wel iets in een soort ‘topsportregeling voor studentondernemers’. Dat hoeft niemand te verbazen, want de universiteit ziet zichzelf graag als onderneming (filiaaltje hier, filiaaltje daar). Wellicht dat we ook het frauderend hoofd technisch beheer eigenlijk moeten zien als iemand die zijn ondernemerschap prima heeft weten te combineren met zijn werk voor de RUG. Geen kip die er last van heeft gehad. Nou ja, de belastingdienst.

Maar goed, ik zal wel weer ouderwets zijn, want ik heb het er niet op. De universiteit is er om te studeren, zo intensief mogelijk en zonder besmetting van andere belangen. Wie tijdens zijn studie vooral leert dat kennis in dienst staat van geld maken, heeft een gemankeerd beeld van de wetenschap.

Is het ook een idee om studenten die gewoon gaan studeren om te studeren, omdat ze dat nu eenmaal belangrijk en interessant vinden, extra te faciliteren? Dan wil ik daar best een paar van begeleiden.

04-02-2016