De doden herdenken op 4 mei met al die oorlogen die nu spelen vraagt iets extra’s van ons, vindt columnist Gerrit Breeuwsma.
In de bundel Opvoeding tot mondigheid (1971) schrijft de Duitse filosoof en socioloog Theodor Adorno over een toneeluitvoering van het Dagboek van Anne Frank in het Duitsland van de jaren vijftig.
Het is goed voor te stellen dat het stuk indruk zal hebben gemaakt op het schuldbewuste publiek. Eén vrouw moet het zo aangegrepen hebben dat ze na afloop ontzet zei: ‘Maar dát meisje hadden ze toch tenminste in leven moeten laten.’
‘Dat Auschwitz niet nog eens zal voorkomen, is de allereerste eis die men aan opvoeding dient te stellen’, aldus Adorno, en dat is dan ook de kwestie waar alle essays in de bundel om draaien.
Hij meende dat we geen streep onder de geschiedenis mogen zetten en dat we ons steeds opnieuw moeten verhouden tot de verschrikkingen waartoe de mens in staat is. We moeten het mechanisme achter het antisemitisme leren herkennen en onze verhouding ten opzichte van macht(hebbers) onder ogen moeten zien.
Adorno’s kenschets van de geschiedenis zou je in veel opzichten pessimistisch kunnen noemen, maar niettemin gloort er enig optimisme voor zover hij verwachtte dat toekomstige generaties mondiger en daarmee kritisch-onafhankelijker zouden zijn. Zelfs in de dubieuze – pijnlijke – ontzetting van de vrouw zag hij iets goeds ‘als een eerste stap naar inzicht’, al was het op verkeerde gronden.
We hebben kinderen geleerd zich uit te spreken en dat doen ze dan ook gretig
Ruim vijftig jaar na dato lijkt het met de mondigheid wel goed te zitten. We hebben kinderen geleerd te praten en zich uit te spreken over van alles en nog wat en dat doen ze dan ook gretig.
Voor machthebbers, en laten we bestuurders van universiteiten daar ook maar toe rekenen, kan het lastig zijn dat zij nu bestookt worden door kritische studenten, die willen dat de universiteiten zich uitspreken over het conflict tussen Israël en de Palestijnen.
De ironie wil dat Adorno zelf al gauw ook slachtoffer werd van de door hem bepleite mondigheid toen hem in de jaren zestig tijdens colleges het spreken onmogelijk werd gemaakt. Bij een gelegenheid ontblootten drie studentes hun borsten en bestrooiden hem rijkelijk met bloemblaadjes. Tegen zoveel lijfelijkheid was de cerebraal ingestelde Adorno niet bestand, zodat hij zijn collegereeks uiteindelijk afbrak.
Ondertussen wordt mondigheid maar al te vaak ingezet om die van anderen onmogelijk te maken. Op verschillende campussen in de VS staan pro-Palestijnse en pro-Israël protestanten lijnrecht tegenover elkaar en de beelden waarop ze elkaar fanatiek en agressief beschimpen, lijken iedere toenadering in de weg te staan.
Mondigheid wordt vaak ingezet om die van anderen onmogelijk te maken
Soms ben je bang dat toenadering ook helemaal niet de bedoeling is en dat het verdedigen van het eigen gelijk het ultieme doel is.
Deze week mogen we de doden van de Tweede Wereldoorlog herdenken. In Amsterdam vrezen stadsbestuurders ongeregeldheden en protestacties. Daarom wordt preventief niet alleen het aantal toegestane bezoekers op de Dam gehalveerd, maar zal er ook gefouilleerd worden op vlaggen, borden en geluidsversterkende apparatuur (het gelijk kan nooit luid genoeg verkondigd worden). Demonstraties in de buurt van de Dam zijn niet toegestaan, aldus de site van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
Mondigheid is ook weten wanneer je beter kunt zwijgen en 4 mei acht uur lijkt me een uitgelezen moment om dat te demonstreren. Verder is het misschien een idee als alle tegenstanders in het conflict, na de twee minuten stilte, iemand bedenken waarvan ze vinden dat ze die dan toch tenminste hadden moeten laten leven.
Eén persoon.
Ik ben natuurlijk niet zo naïef om te denken dat het conflict daarmee kan worden opgelost. Maar het zou, de woorden van Theodor Adorno indachtig, als een eerste stap naar inzicht kunnen worden opgevat. Een stap in de richting van toenadering in plaats van verwijdering.
GERRIT BREEUWSMA