Een vragenlijst, een hoorcollege of een motivatiegesprek. Er zijn verschillende methoden om vast te stellen of een opleiding wel bij een aankomend student past. Maar op welke manier een universiteit het ook doet, het heeft effect, concludeert onderzoeksbureau ResearchNed op basis van een landelijke studie. De uitval onder universitaire studenten is in het eerste jaar inderdaad minder als ze hebben meegedaan aan een studiekeuzecheck.
Welke methode het best werkt is niet duidelijk, schrijft het onderzoeksbureau. Vrijwel elke opleiding houdt z’n eigen methodes erop na. De vragenlijst over studiekeuze en motivatie komt het vaakst voor, meestal gevolgd door een test, proefstuderen, persoonlijke gesprekken, extra voorlichting of groepsgesprekken. ‘De activiteiten komen in álle mogelijke combinaties voor’, aldus ResearchNed.
En ook de conclusie die de opleidingen daaruit trekken varieert, van positief versus negatief, tot uitgebreide overzichten met kleurcodes en vlaggetjes.
Doel
Kerndoel van matching is echter het verminderen van studie-uitval. En dat is gelukt, meldt minister Bussemaker in een brief aan de Tweede Kamer. ‘Uit het onderzoek kan niet geconcludeerd worden of er arrangementen van de studiekeuzecheck zijn die meer positieve effecten hebben dan andere, en zo ja, welke arrangementen dat dan zouden zijn. Wel is er een significant verband tussen deelname aan de studiekeuzecheck en minder uitval aangetoond in het wo, maar niet in het hbo’, aldus de minister.
Het overgrote deel van aspirant-studenten moet een studiekeuzecheck doen, nadat ze zich hebben aangemeld voor een studie. Volgens Bussemaker is er meer onderzoek nodig om de procedures beter toe te snijden op de verschillende studenten.
In 2015 bleek dat 90 procent van de aspiranten aan de RUG te horen kreeg dat ze goed matchten met de studie. Bij sommige faculteiten was dat zelfs 100 procent.