Sibrand Poppema, het afscheidsinterview
‘Wat je nog gaat doen, is altijd mooier’
Sibrandes Poppema (1949) werd geboren in Emmen en groeide op in het Groningse dorpje Mussel. Hij ging in Stadskanaal naar het gymnasium en begon in 1968 aan de studie geneeskunde aan de RUG. Na zijn afstuderen promoveerde hij op de ziekte van Hodgkin: een vorm van kanker die zich verspreidt via lymfeknopen. Ook zijn latere onderzoek was op Hodgkin gericht.
Als patholoog was Poppema eerst verbonden aan de RUG, en daarna aan de universiteit van Alberta in Canada, waar hij aan het hoofd van verschillende afdelingen stond. In 1995 keerde hij terug naar Groningen. Daar werd hij eerst hoofd pathologie bij het UMCG, vervolgens decaan van de medische faculteit, en in 2008 voorzitter van het college van bestuur van de RUG.
Poppema woont met zijn vrouw en honden in Bunne. Hij heeft drie kinderen en zes kleinkinderen.
Op zijn revers prijkt een stoffen vierkantje in rood. Het symbool van WOinActie, die deze week overal in het land protesteert tegen de werkdruk in het hoger onderwijs. Hij zit achter het bureau, strak in het pak, dezelfde opgeruimde glimlach op het gezicht als altijd. Is Sibrand Poppema in zijn laatste dagen als voorzitter van het college van bestuur toch nog opeens actievoerder?
‘Ik heb studenten en medewerkers een halfjaar geleden al opgeroepen om het initiatief te steunen. Zelf kon ik dat op dat moment niet, omdat we als Nederlandse universiteiten nog met de minister in onderhandeling waren. Ze lijkt niet zo goed geluisterd te hebben, want er zijn wéér nieuwe bezuinigingen aangekondigd.’
‘Op deze manier slacht de overheid een kip met gouden eieren. Onze universiteiten, onze studenten, behoren tot de wereldtop. Maar als alle landen om ons heen investeren en wij niet, dan houd je dat niet vol. Er moet écht meer geld in de eerste geldstroom.’
Wat dacht u toen Alexander Pechtold van D66, dé onderwijspartij, tijdens de Algemene Beschouwingen in de Kamer er een schepje bovenop deed en zei dat de universiteiten wel wat efficiënter kunnen werken…
Een sarcastisch lachje. ‘Jahaaaaa, doelmatigheid, he?’
En dat de universiteiten geen dure gebouwen nodig hebben…
‘Laat ik zeggen: Er zijn binnenkort verkiezingen. Ik heb wel eens D66 gestemd. Dat ik dat nu weer doe, is erg onwaarschijnlijk. Ik voel me niet belazerd. Zo werkt de politiek nu eenmaal, daar zijn we aan gewend. Maar er zijn veel studenten die op D66 hebben gestemd. Pechtold solliciteert ernaar om te verliezen.’
Op deze manier slacht de overheid een kip met gouden eieren
Woensdag is Poppema’s allerlaatste werkdag, donderdag wordt afscheid genomen (‘Geen idee van het programma, dat houden ze allemaal geheim voor me’). Als hij op vrijdagochtend wakker wordt in het Hotel Schimmelpenninck Huys, in de binnenstad van Groningen, wachten er voor het eerst in tien jaar geen bestuurstaken op hem.
Hoe zal dat zijn, die vrijdagochtend? Een zwart gat, of juist opluchting?
‘Geen van beide, denk ik. Ik weet al jaren dat dit het eindpunt is, dus daar werk je geleidelijk naartoe. Het afgelopen jaar dacht ik bij veel dingen: dit doe ik nu voor het laatst. Maar weemoedig word ik daar niet van. Wat je nog gaat doen, is altijd mooier dan wat je vroeger gedaan hebt. Ik heb de karaktereigenschap dat ik graag vooruit kijk.’
Waar bent u het meest trots op, na tien jaar?
‘Toen ik in 2008 Simon Kuipers opvolgde, liet het studiesucces aan de RUG te wensen over. 80 procent van de studenten haalde het eerste jaar, en daarvan haalde vervolgens maar 50 procent de bachelor binnen vier jaar. Ik vroeg me af: wat zouden ouders ervan vinden als hun kind in Groningen komt studeren? Van alle algemene universiteiten streed de RUG met de UvA om de laatste plaats. Het moest gewoon beter.’
Ik heb de karaktereigenschap dat ik graag vooruit kijk
‘Dus voerden we tóch maar het BSA in, we zorgden dat echte struikelvakken verdwenen zonder dat het algemene niveau omlaag ging. Nu haalt 90 procent het eerste jaar en 75 procent de bachelor binnen vier jaar. En de tevredenheid is op geen enkele algemene universiteit zo hoog als bij ons, zowel in de bachelor als in de master. Daar ben ik echt trots op, net als op mijn mensen. De Docent van het Jaar-verkiezing is elk jaar weer fantastisch. Telkens gaat het niveau verder omhoog. Mooi.’
Waar haalde u in al die jaren het meeste plezier uit?
‘Het werken met de mensen in het college van bestuur. We konden altijd ontzettend lachen met elkaar. Een vergadering niet gelachen is een vergadering niet vergaderd. Maar het echte hoogtepunt was dat Ben Feringa de Nobelprijs voor de Scheikunde kreeg.’
‘Het was niet echt een verrassing. Ik had heel sterke aanwijzingen dat Ben voor een Nobelprijs in aanmerking kwam, en ook dat het waarschijnlijk dat jaar zou gebeuren. Maar dat je dat meemaakt als bestuurder, een Nobelprijs aan je instelling, dat is fantastisch. Wanneer is dat voor het laatst aan de RUG gebeurd?’
‘Ik ben zo snel als maar kon naar Zernike gegaan (waar Feringa college geeft en onderzoek doet – red.). Ik had die dag toevallig niet mijn eigen auto, maar de Mini van mijn vrouw. Daar heb ik het voltallige RUG-bestuur ingeladen en zo zijn we, ik als chauffeur, naar Nijenborgh 4 gereden.’
Dat je dat meemaakt als bestuurder, een Nobelprijs aan je instelling, dat is fantastisch
Is het voor de wetenschapper Poppema niet ook een tikje wrang? Het is andermans onderzoek dat in de spotlights staat, niet uw eigen.
‘Dat is zo, ja. Ik ging hoe langer hoe meer de bestuurskant op, met onderzoek als hobby. In 2012 overleed de vicevoorzitter van het bestuur en deed ik tijdelijk ook financiën, faciliteiten en ICT. Als eerste heb ik de patiëntenbehandeling moeten laten vallen, daarna de onderwijstaken. Als laatste heb ik toch met spijt in het hart het onderzoek opgegeven. Ik mis het wel.’
Zijn er andere dingen waar u met spijt op terugkijkt? Of die moeilijk waren?
Hij moet heel even denken. Dan toch resoluut: ‘Beslissen of iemand weg moet of niet, dat heb ik altijd heel erg gevonden. Vaak ken je die mensen goed, waardeer je ze. En dan kwam het op mij neer om te kiezen: volstaat een flinke tik over de vingers, of moeten we gaan ontslaan? Ik probeerde altijd te denken aan het belang van de organisatie, maar persoonlijk is zoiets een drama. Het gaat over mensen, hun gezin, hun toekomst.’
Maar was Yantai dan niet dé bittere pil van uw voorzitterschap?’
‘Nee, zo zie ik dat niet.’
Het stond drie jaar in de steigers en moest de RUG in één klap alle andere Nederlandse universiteiten voorbij laten streven: University of Groningen Yantai. Een branch campus van de RUG en de China Agricultural University (CAU) in het Chinese Yantai, waar de RUG zogenoemde transnationale educatie zou aanbieden. Gronings onderwijs zeg maar, maar dan in China.
Een deel van de RUG zag het helemaal zitten – Sibrand Poppema voorop. Hij reisde onvermoeibaar van en naar China, lobbyde in Den Haag, hield gloedvolle betogen om de universiteitsraad te bewegen met de plannen in te stemmen. Maar op dat laatste punt ging het mis. De universiteitsraad liet in januari 2018 weten geen vertrouwen te hebben in Yantai.
Als u nu terugblikt, wat ging er mis?
‘Toen we hiermee begonnen was de sfeer helemaal pro-transnationale educatie, met name in Den Haag. De eerste reacties op ons plan waren ook heel positief. Toen kwam Xi Jinping aan de macht. China gaf duidelijk blijk van zelfvertrouwen, wilde groeien, nog machtiger worden, meedoen op het wereldtoneel. Dat leidde tot de nodige angst en onzekerheid in het Westen, ook aan de RUG. Door die angst, en een gebrek aan zelfvertrouwen, heeft de u-raad het niet aangedurfd.’
Maar de u-raad heeft ook duidelijk gezegd: wij vinden de businesscase niet goed genoeg.
Kortaf, iets geïrriteerd. ‘Die businesscase was wel goed. Aan Chinese zijde werd heel veel geïnvesteerd, meer dan bij andere branch campussen die uitstekend draaien. Iedereen die de businesscase ooit serieus gelezen heeft, weet dat.’
Zegt u dat de u-raad de plannen niet serieus gelezen heeft?
‘Zou ik moeten accepteren dat de universiteitsraad het allemaal beter weet dan het college van bestuur, én de Raad van Toezicht, én het Bureau van de universiteit? De u-raad heeft vanuit onzekerheid naar de plannen gekeken. Het zou niet zeker zijn of er wel studenten op Yantai af zouden komen. Of we wel voldoende subsidies zouden krijgen in China.’
Sommige mensen zijn in de u-raad gegaan om Yantai tegen te houden. Alléén om Yantai tegen te houden
‘Op zo’n manier kun je de RUG-begroting ook nooit goedkeuren. Want je wéét niet of er volgend jaar studenten naar Groningen komen, je wéét niet of we geld krijgen uit Den Haag, je wéét niet of we voldoende fondsen binnenhalen – maar daar vertrouw je op. Dat vertrouwen had de universiteitsraad niet in Yantai.’
Afgemeten zegt hij: ‘Sommige mensen zijn puur en alleen in de u-raad gegaan om Yantai tegen te houden. Niet om het gesprek aan te gaan, of om naar argumenten te luisteren. Maar alléén om Yantai tegen te houden.’
Bent u daar boos over?
‘Het had een hoge mate van zinloosheid. Discussiëren is onbevredigend op die manier. Lastig als je geconfronteerd wordt met… ’ – hij zoekt even naar woorden – ‘… met wat jij als onredelijkheid percipieert.’
Maar u bleef de gentleman.
‘Omdat collegevoorzitter een rol is. Schreeuwen en tieren past daar niet bij.’
Zelfs niet toen Yantai inderdaad van de baan was? Heeft u niet stilletjes gevloekt?
‘Nee. Ik vond het uiteraard jammer. En dat vind ik nog steeds. Maar het voelt niet als persoonlijke nederlaag, al is het vaak wel zo neergezet. Het is een nederlaag voor de RUG. Yantai was echt een kans om als universiteit een voorsprong op andere universiteiten te nemen. Dat is niet gebeurd en dat is teleurstellend – zo werkt het vaak in Nederland, als je je kop boven het maaiveld uitsteekt. Maar goed, ik denk dan al snel: Wat kunnen we wél doen?’
Internationalisering blijft belangrijk, zegt Poppema. Vanaf 2022 neemt het aantal Nederlandse studenten aan de RUG af. Dat is geen mening, zegt hij, maar een keihard feit. Alle reden om te blijven inzetten op meer internationale studenten, benadrukt hij. ‘7000 internationals leveren de RUG 70 miljoen euro per jaar op. Dat staat gelijk aan duizend banen. De RUG is een belangrijke motor voor de noordelijke economie.’
U begon zelf met studeren in Groningen in 1968, op de kop af 50 jaar geleden, het jaar van studentenprotesten …
‘… En ik had er he-le-maal niets mee, met die protesten. Ik kwam hier om dokter te worden. Ik was blij dat ik überhaupt aan de universiteit mócht studeren, als zoon uit een arme familie, op kosten van de overheid. De meeste demonstranten konden voor mijn gevoel niet eens verwoorden waar ze nou precies voor stonden.’
Ik had er he-le-maal niets mee, met die protesten. Ik kwam hier om dokter te worden
En de demonstrerende student anno 2018?
‘Het is nu weinig anders. En 95 procent van de studenten komt hier om te studeren.’
Je kunt het ook zien als maatschappelijk engagement. Waardeert u dat?
‘Engagement wel, jazeker. Ik heb altijd zeer veel waardering gehad voor de Groninger Studentenbond, en hoe die bijvoorbeeld opkomt tegen wanpraktijken in de huursector. Maar dat schoppen tegen de universiteit…’
‘Iedereen weet toch allang dat de RUG hard werkt aan huisvesting voor internationals? En dat de enorme toestroom van studenten dit jaar geen beleid is, maar een fout, zoals we ook hebben toegegeven? Bijvoorbeeld door geen numerus fixus in te stellen bij psychologie. Wat heeft het dan voor zin om op de trappen van het Academiegebouw te gaan zitten?’
En de toekomst? Poppema is 69 jaar maar niet van plan om het rustig aan te doen. Er staan werkreizen over de halve wereld in zijn agenda. En hij solliciteerde onlangs bij een universiteit in Canada. ‘Dat lijkt me echt heel leuk werk.’
Alleen is dat solliciteren nog een beetje nieuw voor hem, lacht hij nog een keer. ‘Ik ben altijd gevraagd.’