Superspeurder Gerda Huisman stopt
Verborgen schatten van de UB
Aanvankelijk wilde Gerda Huisman (65) archeoloog worden. Maar al in haar eerste studiejaar geschiedenis aan de RUG ontdekte ze dat speuren in de bieb veel leuker was. Toen was het nog ‘gewoon dingen uitzoeken voor de studie’.
In haar tweede jaar ging ze de niet-alledaagse bijvakken midddeleeuws Latijn en handschriftkunde volgen, aangevuld met wat kunstgeschiedenis. Haar interesse in de middeleeuwen bleef maar groeien. Vooral in de boeken uit die periode: niet alleen de tekstinhoud maar ook de boeken zelf. ‘Wat is het materiaal, hoe zijn ze opgebouwd? Het heette ook wel boekarchologie’, vertelt Huisman. ‘Zo is dat archeologische er toch nog uitgekomen’, lacht ze.
Kloosterbibliotheek
Haar carrière begon in de UB van Nijmegen, waar ze al voor haar afstuderen een baan had. Haar taak? Middeleeuwse handschriften, afkomstig uit een kloosterbibliotheek, catalogiseren. Een klus van vier jaar, maar Huisman keerde voortijds terug naar haar alma mater omdat de UB haar een prachtige baan aanbood: conservator van een grote collectie literatuur over handschriftkunde.
Met terughoudendheid vertelt ze over zichzelf. ‘Goh, zit ik verdorie weer op de praatstoel’, excuseert ze zich na een bondige uiteenzetting over haar carrière. Uitgebreide uitwijdingen over zichzelf zijn niet aan haar besteed, het zijn de bijzondere boeken die centraal staan.
Mediëvistiek – verzamelnaam voor alle wetenschappen die zich richten op de middeleeuwen – was hot bij de RUG begin jaren tachtig. Er was zelfs een interfacultaire werkgroep, die zich onder meer bezighield met middeleeuwse handschriften. ‘De bibliotheek en de letterenfaculteit hadden geïnvesteerd in een grote collectie literatuur over handschriftkunde’, herinnert Huisman zich. ‘Ze hadden iemand nodig die er veel van wist.’ Dat was Huisman, die de baan aannam om vervolgens niet meer weg te gaan.
Huisman deed in de afgelopen decennia regelmatig bijzondere vondsten. Haar favorieten heeft ze klaargelegd op een karretje. ‘Op een warme dag dacht ik: mooi moment om de koele kluis eens op te ruimen.’
Die kluis is een gekoelde ruimte met een zo laag mogelijke luchtvochtigheid. Hij ligt vol met oude, kwetsbare collecties die het in de buitenlucht niet zouden overleven zoals oude brieven, perkament en papyrus.
Tijdens haar opruimactie stuitte Huisman op een onbekende verzameling brieven uit de achttiende eeuw, geschreven door ene Herman Bosscha. ‘Beetje saai, brieven in de trant van: hier is het weer lekker maar ik moet er nu vandoor want de schipper vertrekt zo’, vertelt Huisman geanimeerd.
Franse Revolutie
Interessanter werd het bij een tweede Bosschabrief. De schrijver bleek Johan Bosscha; de broer van Herman, een naar Parijs uitgeweken huisleraar. ‘Kijk eens naar de datering’, zegt Huisman met de authentieke brief in haar blote handen. ‘Augustus 1789. Een omineus jaar’, doceert de boekarcheologe. ‘We hebben hier een Nederlands ooggetuigenverslag van de Franse Revolutie. Bosscha schrijft ook over de bestorming van de Bastille. Dat maakte het ineens een stuk spannender.’
Hoe kan het eigenlijk dat zoiets er al jaren ligt om vervolgens toevallig ontdekt te worden? Het is toch al bekeken? ‘Je hebt bekijken en je hebt bekíjken’, legt Huisman uit. De brieven kwamen uit een familieverzameling die verspreid was door heel Nederland. Bij binnenkomst had niemand er echt naar gekeken. ‘Wij wisten niet eens dat we een deel van die verzameling hadden, ook mijn voorgangers niet. Puur toeval dat ik tegen deze brieven aanliep, als mediëvist nog wel.’
Historische schatten
Het zal zeker niet de laatste vondst geweest zijn, want volgens de boekarcheologe ligt het magazijn van de UB vol met historische schatten. ‘Iedereen kan iedere dag in de UB een geweldige ontdekking doen’, verzekert ze.
Wanneer is iets eigenlijk bijzonder? Althans, bijzonder genoeg voor de Bijzondere Collecties? ‘Gekscherend zeg ik altijd: als ik vind dat iets bijzonder is, dan is het bijzonder’, glimlacht Huisman. Maar collecties wórden volgens haar simpelweg bijzonder. In de beginjaren van de RUG zijn er collecties aangekocht die toen gangbaar waren voor een universiteit. Niks bijzonders. Later pas werden ze speciaal door hun ouderdom, maar ook omdat ze iets zeggen over die tijd.
‘Dit vind ik bijvoorbeeld ontzettend bijzonder, zegt Huisman als ze een klein geveterd boekje pakt, ter grootte van een notitieboekje. Het is een gedrukte almanak uit 1608. Geschreven door Nicolaus Mulerius, een van de eerste hoogleraren aan de RUG en goed bevriend met Ubbo Emmius. ‘Van dit almanakje zijn er destijds tienduizenden gedrukt, maar daar is nauwelijks iets van over’, zegt Huisman. ‘Dit efemere drukwerk werd aan het eind van het jaar weggegooid, net zoals je nu bijvoorbeeld de Groninger Gezinsbode na het lezen weggooit.’
Zolderkamer
Het exemplaar is een paar jaar terug op een zolderkamer gevonden. Wat het bijzonder maakt, zijn de aantekeningen. Als handschriftkundige herkende Huisman die meteen. ‘Het is het handschrift van Mulerius zelf.’ Dit unieke exemplaar is dus voorzien van aantekeningen door de schrijver zelf.
Huismans favorieten zijn toch wel de ingekleurde gravures: planten- en dierenboeken, voorzien van gedrukte etsen die later zijn ingekleurd. Het inkleuren werd ook wel afzetten genoemd. Het eindproduct, de afzetters, waren erg duur. Daar komt de uitdrukking vandaan.
De kleuren van de afbeeldingen zijn perfect behouden. ‘Het inkleuren gebeurde met de hand, dus iedere afbeelding is uniek. Fantastisch, hè?’, zegt Huisman stralend.
Zonder handschoenen pakt ze vervolgens een 16e-eeuws getijdenboekje en bladert geroutineerd door het fraai vormgegeven werkje. Alsof het om de Libelle gaat. ‘Kijk’, zegt ze terwijl ze stopt met bladeren. ‘Mooi, hè?’ Sierlijke letters stralen van het perkament tegen een goudkleurige achtergrond met kleine decoraties. Een kunstwerkje op zich. ‘Dit vind ik gewoon fantastisch.’
Hoewel ze met pensioen gaat, is Huismans nieuwsgierigheid nog niet verdwenen. Ze wil dan ook zeker blijven onderzoeken nadat ze op 21 juni is afgezwaaid. ‘Ik blijf hier terugkomen. Want het mooie is: voor dit werk heb je geen betaalde baan nodig.’