Meer dan een populariteitspoll?
Vakevaluaties zijn een zorgenkindje
Met een diepe zucht bekijkt een docent de beoordelingen die studenten voor zijn vak hebben uitgedeeld. Niet alleen is de respons erg laag, ook kan hij niks met de resultaten. De ene student vond het hele vak niks en gaf daarom overal enen voor en een andere maakte alleen rancuneuze opmerkingen. Die had duidelijk een slecht cijfer. Dus wat heb je hier nu aan? ‘Het is niet meer dan bureaucratische onzin’, oordeelt de docent.
Na ieder vak krijgen studenten het verzoek een beoordelingsformulier in te vullen. Want met behulp van deze evaluaties kan de onderwijskwaliteit worden verbeterd, is de gedachte. Slechte docenten kunnen op de vingers getikt worden – een overmaat aan stof kan worden ingeperkt of een betere aansluiting op vergelijkbare vakken gerealiseerd. Overigens verschilt de manier van beoordelen per faculteit: van gestandaardiseerde, elektronische vragenlijsten bij letteren tot georganiseerde gesprekken tussen docent en studenten bij rechtsgeleerdheid.
Negatieve houding
Ná het oordeel van de studenten, komt de opleidingscommissie (OC) in beeld. Die club – bestaande uit studenten én docenten – kan de docent vragen zich te verantwoorden als dat nodig mocht zijn.
Hartstikke goed, zou je zeggen. Zo goed zelfs dat studentenpartij Lijst Calimero onlangs in een notitie voor de u-raad pleitte om meer te doen met de uitslag van vakevaluaties. De terugkoppeling daarvan zou bijvoorbeeld gepubliceerd kunnen worden op de Nestorpagina van het betreffende vak. Zo kunnen studenten al aan het begin van een nieuwe cursus zien wat er met de feedback van vorige jaren is gebeurd.
Slecht plan, vonden de andere partijen. ‘Het kan studenten sturen: als je van tevoren al leest dat men een bepaald boek niet goed vond, begin je al met een negatieve houding aan het boek’, zegt Casper Albers van de Personeelsfractie. Hij verzet zich tegen het idee dat evaluaties gebruikt worden als graadmeter voor kwaliteit. ‘Dat is volstrekt onmogelijk.’
Haken en ogen
De studentenfracties van de Democratische Academie Groningen (DAG) en Studentenorganisatie Groningen (SOG) delen die zorg. ‘In de gedachte dat studenten op basis van voorgaande evaluaties een vak wel of niet kiezen, zien we niets’, stelt DAG-fractielid Tim van Heuven.
Vaak zijn het studenten met een laag cijfer, die op deze manier wraak denken te nemen
Wiebe Dam van SOG sluit zich daarbij aan: ‘We zijn tegen openbaarmaking van de feedback. Een ‘ranking’ van het vak op basis van voorgaande evaluaties lijkt ons niet wenselijk.’
Want hoewel er per blok duizenden evaluaties worden ingevuld voor honderden vakken, toch zitten er heel wat haken en ogen aan de uitkomsten. En er onderwijskwaliteit mee meten, is al helemaal niet mogelijk.
‘Het is af en toe meer een soort populariteitspoll’, zegt hoogleraar neuro-endocrinologie Anton Scheurink. ‘De resultaten van evaluaties zijn voor bepaalde dingen niet bedoeld, het is geen rapportcijfer dat direct afleidbaar is.’
Rancune
Zijn collega bij geschiedenis, Clemens Six, weet van nare opmerkingen die uit rancune door studenten worden opgeschreven: ‘Dat is een bekend en gedeeld probleem. Vaak zijn het studenten met een laag cijfer die op deze manier wraak denken te nemen.’
Casper Albers, die als statisticus aan de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen werkt, stelt bovendien dat het moment waarop je de enquêtes afneemt, ook van invloed is op de resultaten. ‘Er bestaat een verband tussen de moeilijkheidsgraad van het tentamen en de beoordeling van het vak, wanneer de evaluatie direct na het tentamen wordt ingevuld. Tegelijk is er bij online-enquêtes weer vaak sprake van een te lage respons. En dan zijn de resultaten niet representatief.’
Daarnaast is bekend dat er sprake is van gender-bias – een vrouwelijke docent wordt doorgaans lager beoordeeld dan een mannelijke – en dan is er nog het probleem van het veel gebruikte standaardevaluatieformulier, waarop vaak vragen staan die niet gelden voor het vak in kwestie. Denk aan een vraag over de moeilijkheidsgraad van het huiswerk, terwijl er nooit opdrachten zijn uitgedeeld. Logisch dat de beoordeling dan laag uitvalt. ‘Al bestaat bij ons inmiddels wel de mogelijkheid om vragen toe te voegen aan digitale enquêtes’, vertelt Scheurink.
Zorgenkindje
Kortom: die evaluaties zijn een zorgenkindje. En hoewel iedereen zich daarvan bewust is, kan een negatieve beoordeling grote gevolgen hebben voor een docent, zoals hoogleraar geschiedenis Mineke Bosch onlangs aankaartte in De Groene Amsterdammer. Evaluaties omschreef ze als ‘een grondige, tijdrovende procedure die niet zelden ontaardde in gedoe en zelfs tranen’.
Ook Nikolai Petrov van de Wetenschapsfractie in de universiteitsraad kent het verschijnsel. Een collega van hem raakte volkomen gedemotiveerd toen studenten in een geanonimiseerde enquête haar te kennen gaven dat ze maar beter ontslagen kon worden. En dat voor een vak dat ze zelf had opgezet en keihard voor had gewerkt.
Afschaffen dan maar? Dat is het kind met het badwater weggooien, vinden betrokkenen. ‘Je kan prima aan studenten vragen of studenten nog tips hebben voor de docent. En vragen of men tevreden is en of het vak aansloot bij andere vakken in het blok. Maar de onderwijskwaliteit staat los van het feit of studenten tevreden zijn’, reageert Albers.
Ook Scheurink ziet de meerwaarde van evaluaties in. Voor hem zijn het de individuele opmerkingen van studenten die de moeite waard zijn. ‘Daar zit veel in waar ik wat mee kan.’
Pak het anders aan
Ofwel: blijf alsjeblieft evalueren, maar pak het anders aan. Bij de Faculteit Rechtsgeleerdheid bijvoorbeeld is de mening van studenten zeer zéker geen meetlat voor kwaliteit. ‘De evaluaties moeten ook niet honderd procent standaard zijn. We laten ze plaatsvinden in combinatie met een goede gespreksprocedure. Dan worden studenten uitgenodigd om met de docent en de opleidingscommissie om tafel te gaan voor een inhoudelijk gesprek’, stelt Bart Beijer van de afdeling kwaliteitszorg. Daarmee heeft de rechtenfaculteit meteen een oplossing voor de lage respons van studenten.
Geef docenten de mogelijkheid om zelf een evaluatieformulier op te stellen
Ook de notitie van Lijst Calimero ging in op het probleem dat te weinig studenten de moeite nemen om de vragenlijsten in te vullen. Meer feedback geven naar de studenten, is hun suggestie. ‘Studenten willen zien wat er met hun feedback gebeurt. Of wat de faculteit van plan is te doen. Alleen dan heeft evalueren voor hen zin’, stelt fractielid Léon Melein.
De andere u-raadspartijen konden die gedachte dan ook wel waarderen. ‘Ik ben blij met het voorstel van Calimero’, zegt Albers. ‘Het benadert de praktische kant van vakevaluaties: Wanneer houd je deze en op welke manier, met welke vragen.’ Al vreest Albers tegelijk voor de hoeveelheid werk die al die feedback met zich meebrengt. ‘Docenten moéten al naar vakevaluaties kijken en zich richting de opleidingscommissie en examencommissie verantwoorden bij slechte resultaten.’
Dialoog
Ook DAG-fractielid Tim van Heuven is enthousiast. ‘Wel delen we de catchy gedachte om van ‘monoloog’ naar ‘dialoog’ te gaan met Calimero. Geef docenten de mogelijkheid om zelf een evaluatieformulier op te stellen, in plaats van een standaardmodel te gebruiken.’
En SOG-fractielid Wiebe Dam wil vooral meer dialoog tussen student en faculteit. Dat de faculteit laat weten kennis te hebben genomen van de evaluaties en vervolgens met concrete verbeteringsplannen komt.
Ondertussen zoeken docenten ook zelf naar manieren om vakevaluaties zin te geven. ‘We kunnen niet zonder de mening van studenten. Het punt is hoe dat wordt ingezet’, stelt Clemens Six van geschiedenis. ‘Zelf ga ik liever met de studenten in gesprek. Dat organiseer ik op eigen initiatief, aan het eind van de vakken die ik geef. Mijn tip: Vraag studenten openlijk om hun mening en je krijgt de gewenste opbouwende kritiek.’
In een eerdere versie van dit artikel meldden wij dat Lijst Calimero pleitte om de resultaten van vakevaluaties ‘openbaar te maken, zodat studenten die konden meewegen bij hun keuze voor een vak’. Dit was te kort door de bocht gesteld; het is daarom in deze versie gecorrigeerd.