Beurspromovendi blijven achter
Tweederangs PhD’s
Het beurzenprogramma
In 2016 lanceerde het ministerie van onderwijs een experimenteel PhD beurzenprogramma. Het doel was om zowel het aantal PhD’s in Nederland te vergroten, als de research output van Nederlandse universiteiten. De RUG vroeg – en kreeg – 850 plaatsen in de eerste ronde.
Anders dan reguliere PhD-studenten, zijn beurspromovendi niet in dienst van de universiteit. Ze krijgen geen loonsverhoging wegens inflatie, geen vakantiegeld, geen eindejaarsuitkering en sparen niet voor hun pensioen. Maar daar staan voordelen tegenover. Zo worden ze getraind in lesgeven en hebben ze toegang tot dezelfde career perspectives-cursussen als promovendi met een dienstverband.
Vorige maand besloot het ministerie van onderwijs geen nieuwe plaatsen meer vrij te geven, tot het experiment is afgelopen. De RUG gaat door met het accepteren van beurspromovendi, tot het quotum gehaald is.
Het PhD beurzenprogramma biedt studenten een geweldige kans. Ze kunnen een doctorstitel halen zonder de afleidingen die daar vaak bij horen. Ze mogen hun eigen onderzoek inrichten en zijn niet contractueel verplicht om college te geven. Ze hoeven niet eens op kantoor te komen, als ze niet willen. Ze hebben alle tijd en vrijheid om zich te focussen op datgene waar het uiteindelijk om gaat.
Zó promoot de RUG het PhD beurzenprogramma sinds de start in 2016. Ook het meest recente tevredenheidsonderzoek onder PhD’s uit 2017 concludeerde dat deelnemers dik tevreden zijn. Maar klopt dat wel?
Want toen onderwijsminister Ingrid van Engelshoven vorige maand de uitbreiding van het programma blokkeerde vanwege de aanhoudende kritiek, kreeg ze veel bijval van de RUG-promovendi. ‘Misschien heeft ze in de gaten wat voor nonsens het programma is’, zegt een promovendus van de Faculteit van Ruimtelijke Wetenschappen.
Gebakken lucht
De voordelen van het programma bleken immers voor veel deelnemers gebakken lucht. Is het een pre als je geen onderwijs hoeft te geven? Bepaald niet, vinden veel PhD-studenten, want zonder onderwijservaring kun je niet met goed fatsoen solliciteren naar een baan aan de universiteit. Ook voor banen in de industrie is gebrek aan dergelijke ervaring een minpunt. Dus eigenlijk heb je geen keus.
Beurspromovendi mógen natuurlijk best college geven, maar dat is lang niet altijd verstandig. ‘We worden niet betaald voor het geven van college en op onze afdeling compenseren ze de verloren onderzoekstijd ook niet’, zegt PhD-student Rik Huizinga van ruimtelijke wetenschappen. ‘Dus zo makkelijk ligt het niet.’
Met slechts drie jaar om je titel te halen, moeten beurspromovendi kiezen tussen het op tijd afronden van hun onderzoek en het geven van gratis onderwijs.
En werken ze aan de Faculty of Science and Engineering, dan moeten PhD’s sowieso onderwijs geven. Dat spreekt gewoon vanzelf. ‘De faculteit vraagt alle beurspromovendi om te helpen’, zegt promovendus neurowetenschappen Steffen van Heijningen. ‘Als we voor onze rechten zouden opkomen en weigeren, dan zou er beslist een docententekort ontstaan.’
Het is gemakkelijk om verstrikt te raken in de verwachtingen van anderen
Die verwachtingen staan misschien nergens expliciet vermeld, maar impliciet bestaan ze wel degelijk. Beurspromovendi willen laten zien dat ze net zo veel waard zijn als promovendi met een dienstverband en voelen zich vaak gepusht om toch een deel van de onderwijslast voor hun rekening te nemen. ‘Het is gemakkelijk om verstrikt te raken in de verwachtingen van anderen. Je wilt nu eenmaal een goede collega zijn’, zegt promovendus Joe van Anken.
Eigen voorstellen
Er klinkt vergelijkbare kritiek op een ander belangrijk visitekaartje van het programma. Beurspromovendi krijgen de kans om nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek te doen en mogen hun eigen voorstellen schrijven. Maar aan sommige faculteiten, zoals rechten, was dat toch al de gewoonte. In andere, zoals Science and Engineering, is het onmogelijk – of je nu een beurspromovendus bent of niet.
‘Ik kan me nauwelijks voorstellen dat een masterstudent een voorstel kan schrijven dat zo toegespitst is, dat je het in die beperkte tijd kunt afronden’, zegt wiskundepromovendus Jaap Eising. Dus beurspromovendi moeten vanaf het eerste begin samenwerken met de hoogleraren. ‘Een eerstejaars kan dat gewoon niet.’
En zelfs áls een student zijn eigen voorstel schrijft, krijgt hij soms nog niet het nodige geld om het ook uit te voeren. Kai-Yu Ma was dolblij toen zijn voorstel voor een onderzoek met stamcellen werd beloond met een beurs. Om vervolgens te ontdekken dat er geen geld was voor het onderzoek zelf. Tenminste, niet meer dan het standaardbudget waarmee je net een computer kunt kopen.
Te duur
Ma had nooit kunnen verzinnen dat de graduate school een voorstel zou accepteren dat ze niet konden betalen. ‘Niemand heeft me even terzijde genomen en gezegd: “Dit gaat te duur worden”’, zegt hij. Dus na enkele verloren maanden was Ma gedwongen om een andere weg in te slaan met zijn project.
Ma onderzoekt nu Parkinson, maar voldoende geld is er nog altijd niet. Vorig jaar besteedde hij weken aan het aanvragen van subsidies – tijd die hij eigenlijk niet kon missen. En zijn achterstand groeit.
‘De universiteit heeft het hier niet over. Uiteindelijk weet iedereen dat het beurzenprogramma geld moet besparen voor de universiteit’, zegt hij. ‘Ze proberen dat te verbloemen door voordelen aan te prijzen die voor de meeste mensen totaal niet realistisch zijn, en de kandidaten geloven het nog ook.’
Er is zo veel verwarring. Mensen zeggen van alles
De universiteit van haar kant stelt dat beurspromovendi het programma de schuld geven van problemen die er niets mee te maken hebben. ‘Er is zo veel verwarring. Mensen zeggen van alles. En net als bij fake news, geloven ze het nog ook’, zegt De Leij.
Zo hebben Ma’s geldproblemen niets te maken met het feit dat hij een beurspromovendus is. ‘Elke graduate school moet zelf beslissen hoe je een project financiert als er meer nodig is dan de standaardbeurs’, legt senior adviseur strategieafdeling onderwijs en onderzoek Marjan Koopman uit. ‘Het instituut moet de promovendi van geld voorzien. Als ze dat onvoldoende doen, moeten we natuurlijk ingrijpen.’
Ze vertelt alleen niet wie ‘we’ in dit geval zijn. ‘Als beurspromovendi naar financiering vragen, verwijzen we hem altijd terug naar de eigen graduate school – want daar is het geld’, zegt Koopman.
Tweederangs
Uiteindelijk is het allergrootste probleem misschien wel hoe beurspromovendi zich voelen. Hoewel ze bijna allemaal onmiddellijk zeggen dat ze blij zijn een PhD-traject te kunnen doen, bekruipt hen toch het gevoel dat sommige aspecten van hun positie gewoon niet eerlijk zijn.
Neem rechtenstudent Jelle Roelfsema. Hij werkt samen met een PhD die wel een dienstverband heeft. Hun werklast is ook hetzelfde. ‘Zij startte een jaar eerder. We geven evenveel onderwijs en doen eenzelfde project, maar ik krijg veel minder betaald’, zegt hij. ‘De dean van de graduate schools zegt dat de sociale positie van een beurspromovendus veel beter is. Maar dat kan toch niet kloppen?’
Een hoop mensen voelen zich gewoon tweederangs PhD’s
Het is niet het geld, wat hem boos maakt – dat geldt voor de meeste beurspromovendi. ‘Ik kan hier best van leven. Ik ben niet arm’, zegt hij. ‘Maar het voelt gewoon heel erg oneerlijk. Een hoop mensen voelen zich gewoon tweederangs PhD’s.’
Gefrustreerd
Hebben ze gelijk? De Leij stelt dat beurspromovendi en reguliere promovendi naast elkaar zetten, neerkomt op appels met peren vergelijken. ‘PhD’s met een dienstverband vormen een compleet andere categorie’, zegt hij.
Beurspromovendi moeten zichzelf vergelijken met de bursalen van voor 2009, die veel minder betaald kregen en helemaal geen voorzieningen hadden. Vergeleken met hen hebben ze het hartstikke goed. ‘Dat zou de juiste vergelijking zijn’, houdt De Leij vol.
Hij raakt zelfs behoorlijk gefrustreerd door alle kritiek. ‘Er is altijd zoveel negatief nieuws over promovendi. En als we iets positiefs proberen te zeggen, dan hoor je meteen: ‘We hebben nu wel genoeg hoeraverhalen van de universiteit gehoord.’
Hij is stomverbaasd dat de promovendi – die contracten tekenden waarin de voorwaarden van het PhD-programma duidelijk vermeld staan – nu het gevoel kunnen hebben dat er van ze wordt geprofiteerd. ‘Niemand houdt hen tegen om naar andere universiteiten te gaan, of een plaats te accepteren die uit de tweedegeldstroom wordt gefinancierd. Als ze echt alleen willen doen wat een hoogleraar ze vertelt, dan oké, ga maar! Even goede vrienden.’
Tevredenheidsenquête
Veel studenten zijn blij dat ze één van de 850 extra promotieplaatsen hebben bemachtigd – plaatsen die er anders niet geweest waren. Hun onderzoek wordt mogelijk gemaakt door het beurzenprogramma, benadrukt De Leij.
Hij wijst op de data van de meest recente tevredenheidsenquête uit 2017, die voor zichzelf spreken en uitgebreid genoeg zijn om een boek te vullen. ‘De gemiddelde tevredenheidsscore is 7,5 of meer – dat is echt goed. Als je de resultaten van de eerstejaars beurspromovendi vergelijkt met die van eerstejaars PhD’s met een dienstverband, dan zie je geen verschil.’ En met een respons van dertig tot veertig procent, is dat ‘behoorlijk representatief voor de gevoelens in de PhD-gemeenschap’.
Maar veel beurspromovendi zeggen dat het rapport helemaal niet weergeeft hoe ze het beurzenprogramma ervaren. Vragen waren of zó algemeen dat ze niet raakten aan hun specifieke zorgen, of zó gesteld dat er wel bijna een positief antwoord moest komen.
Het resultaat is dat ze tegen het einde van de enquête een eindresultaat zagen dat veel positiever was dan ze het echt voelden. ‘Als je de data verzamelt die je wilt, dan kun je ook bewijzen wat je wilt’, zegt Eising die een PhD in wiskunde doet.
Beloningsverschil
Hij bleef achter met vragen. Waarom vroeg de universiteit niet gewoon: vind je dat het beursprogramma de moeite waard is? Zou je weer meedoen, als je de keus kreeg?
Eising startte vorig jaar als beurspromovendus, in de veronderstelling dat het niet meer was dan een ‘administratief verschil in werknemersstatus’. Hij geloofde dat de universiteit het beste voorhad met PhD-studenten.
Hij berekende weliswaar dat het contract een beloningsverschil van bijna 20.000 euro betekende, maar de universiteit verzekerde hem dat daar de grote voordelen van het beurzenprogramma tegenover stonden.
Maar dat klopte niet, zegt hij. En hij zou al die ‘voordelen’ graag opgeven in ruil voor een dienstverband. ‘Die deal zou ik met beide handen aangrijpen.’
Nepnieuws
Het onderzoek voor dit artikel haalde onjuiste informatie boven die PhD’s over het algemeen geloven. Marjan Koopmans heldert zes zaken op.
Nep: omdat studenten met een beurs niet in dienst zijn, kunnen ze geen werkloosheidsuitkering aanvragen zodra hun contract stopt.
‘Natuurlijk hebben ze recht op een uitkering bij werkloosheid, omdat ze juridisch onder het begrip ‘fictieve dienstbetrekking’ vallen. Maar alle studenten – zowel studenten met een beurs als PhD’s – moeten weten dat je werkloosheid niet mag gebruiken om je proefschrift af te ronden. Je moet actief op banen solliciteren – ongeveer vier sollicitaties per maand.’
Nep: studenten met een beurs hebben geen recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof.
‘Dat is simpelweg niet waar. Natuurlijk hebben ze daar recht op.’
Nep: de docentencursus is niet in iedere faculteit verplicht.
‘Nee; om les te geven is iedere PhD-student met een beurs verplicht om de docentencursus te volgen.’
Nep: studenten met een beurs hebben geen recht op verlenging van hun onderzoek.
‘Er is geen reden waarom ze geen verlenging kunnen krijgen, ze bevinden zich in dezelfde positie als een PhD-student met een contract: als de faculteit het goedkeurt en wil betalen, dan krijgen ze verlenging.’
Nep: de verplichte cursus voor studenten met een beurs is maar een ‘lichte’ versie van de internationaal erkende ‘BKO’ licentie, die alleen PhD’s met een contract kunnen halen.
‘Dit is onze frustratie; de docentencursus die studenten met een beurs krijgen is inderdaad lichter dan de BKO, maar is bedoeld om begeleiding te geven, en een aantal nuttige vaardigheden. PhD’s die in dienst zijn daarentegen, krijgen doorgaans geen cursus – ze geven gewoon les.
Als studenten met een beurs de BKO-licentie zouden willen halen, kan dat. Er is niets dat ze tegenhoudt. Maar dat doen maar enkele PhD’s, want het kost heel veel tijd.’
Nep: studenten met een beurs werd onterecht voorgehouden dat ze recht hadden op huursubsidie, terwijl ze feitelijk net te veel betaald krijgen om daarvoor in aanmerking te komen.
‘Nee; het punt is dat als wij zeggen dat je hier recht op hebt, we bedoelen dat je bij een groep mensen in Nederland hoort die recht hebben op een aantal toeslagen. We zorgen ervoor dat studenten met een beurs dat begrijpen, omdat ze daar in het verleden geen recht op hadden.
Maar individueel hebben studenten misschien geen recht op bepaalde toeslagen. De situatie verschilt per student, dus we kunnen ze geen belastingadvies op maat geven; daarvoor sturen we ze naar het International Welcome Center North.’