Universiteitsmuseum moet moderniseren
Sexy zonder centen
Verstopt in een steegje in de Oude Kijk In ’t Jatstraat, in de schaduw van de Universiteitsbibliotheek, bevindt zich het Universiteitsmuseum van Groningen: een klein museum, maar met een fabelachtige collectie.
Wil je een tijdreis maken door de geschiedenis van de wetenschap, dan moet je een rondleiding zien te krijgen in het museumdepot. En dan het liefst door Jan Waling Huisman, die al dertig jaar één van de collectiebeheerders is. Achter elk object schuilt een verhaal en Jan Waling vertelt die verhalen als geen ander.
Hij toont je de honderden opgezette vogels, een kolossale nijlpaardschedel, het skelet van een emoe – allemaal afkomstig uit de verzameling van Groningse zoologen uit de negentiende eeuw.
Er is een verzameling bizarre objecten op sterk water (niet voor mensen met een zwakke maag) waarmee medische studenten leerden hoe een baby zich ontwikkelt, welke misvormingen mogelijk zijn, of wat de fysieke gevolgen zijn van een ziekte als tuberculose.
Meteoriet
Hij weet van de zeldzame meteoriet die de beroemde Petrus Camper ooit ontving van een collega uit Rusland, maar ook van de hoed die archeoloog Van Giffen droeg tijdens zijn opgravingen, of de Nobelpenning die ‘onze’ Nobelprijswinnaar Ben Feringa aan het museum schonk.
Zo’n collectie moet de sleutel zijn tot een goedlopend museum, toch?
Iedereen die aan de RUG heeft gestudeerd, moet minstens één keer zijn geweest
Maar zo simpel is het niet. Het verhaal van de wetenschap vergt meer dan een vitrinekast en een informatiebordje. Er is creativiteit nodig, een goede organisatie, een energiek team. En geld.
En dat is de spagaat waarin het UM zich bevindt: hoe kun je de collectie tot zijn recht laten komen in een kleine ruimte en met beperkt budget?
Bezoekers
Rijsimulator van het Verkeerskundig Studiecentrum
Slechts 11.000 mensen vonden in 2018 hun weg door het nauwe steegje –inclusief schoolklassen die een rondleiding boekten bij de afdeling educatie. Toegegeven, dat beeld is een tikje vertekend doordat het museum wegens renovatie vier maanden sloot, maar toch.
Tegelijk laten andere musea, zoals Museum Boerhaave in Leiden of het Universiteitsmuseum van Utrecht, zien dat het goed mogelijk is om met een wetenschappelijke collectie veel mensen te bereiken: Boerhaave trekt jaarlijks al snel 100.000 bezoekers en Utrecht haalde in 2017 maar liefst 75.000 bezoekers binnen. Hoe? Beide musea starten met een frisse website, waarop ze de sterke punten in hun collectie in de etalage zetten. Informatievoorziening is professioneel en interactief. Ze verrassen en sturen de bezoeker naar buiten met een gevoel van verwondering.
Maar het UM lijkt te worstelen met de manier waarop het naar buiten moet treden. Veel studenten weten niet eens dat het bestaat. Wie wel binnenkomt, ziet talloze mysterieuze objecten in glazen vitrines, maar wat ze doen? Waarom ze er staan? Tentoonstellingen zijn vaak ‘plat’ met veel leeswerk en weinig beleving.
De grote ommekeer
Nieuw is de worsteling niet. In het verleden leek de grote ommekeer een paar maal binnen handbereik. Toen er vergevorderde plannen waren om de kleine Groningse musea samen te voegen tot een groot museum – twintig jaar geleden. Of toen het museum een nieuw pand kreeg en Wim T. Schippers de openingstentoonstelling ‘Sporen van het Spullenbeest’ maakte – vijftien jaar geleden.
Of het moment dat het UM onder de nieuwe afdeling Erfgoed van de RUG ging vallen en deskundigen pleitten voor meer geld, zodat het UM zich werkelijk zou kunnen profileren – vijf jaar geleden. Want – stelden die – het was wel degelijk mogelijk een bloeiend museum neer te zetten met de collectie.
Fantoombaby van zeemleer met afneembare navelstreng uit de medische collectie van het UM. Studenten geneeskunde oefenden vanaf 1867 bevallingen met dergelijke poppen.
Teleurstelling
Maar alle plannen liepen spaak. ‘Over de gestaakte samenvoeging van de kleine Groningse musea heerste teleurstelling. Dat zou een ultieme kans geweest zijn: meer ruimte, meer conservatoren’, zegt interim-hoofd Arjen Dijkstra, die sinds september het museumteam leidt.
Zelfs lustrumjaar 2014, waarin het museum een recordaantal van 25.000 bezoekers trok, maakte dat niet goed. ‘De energie was er een beetje uit’, zegt Dijkstra. ‘De discussie over de toekomst en de plannen van het museum kost veel energie.’
Het museum zal echt geld moeten bijverdienen
De laatste plannen dateren van zo’n anderhalf jaar geleden toen een speciale commissie – opnieuw – in opdracht van het college van bestuur nadacht over de toekomst van het UM en een plan maakte dat ‘UM modern’ heette.
Interactie
Prunus (19e eeuw) op sterk water uit de farmacognostische collectie, waarmee farmaciestudenten kennis opdeden van geneeskrachtige planten.
Dat plan is inmiddels goedgekeurd, maar de inhoud blijft zorgvuldig geheim. En Dijkstra wil ook niets kwijt over de stappen die worden ondernomen om het in praktijk te brengen. ‘Ik ben nog in gesprek met het college. Het moeilijke is dat het tijd kost alles goed af te stemmen. Dat is ingewikkelder dan ik had verwacht,’ zegt Dijkstra.
In elk geval wil hij in dat moderne museum de verhalen zo vertellen dat je ze niet simpelweg aanhoort, of leest, maar er zelf een rol in speelt. ‘We moeten een plek worden waar studenten iets van hun studie kunnen toepassen. Voor oud-studenten moeten we een plek zijn die hun terugbrengt naar hun studententijd.’
Een middelgroot museum moet dan mogelijk zijn. Dat houdt in: tussen de 20.000 en 30.000 bezoekers structureel. En Dijkstra wil meer studenten zien. ‘Anders blijf je iets wat over de universiteit gaat, zonder dat je de motor ervan – de student dus – erbij betrekt. Het liefst wil ik dat iedereen die aan de RUG heeft gestudeerd, tenminste een keer in ons museum is geweest.’
Bijverdienen
Maar als Dijkstra die ambitie wil realiseren, moet er financieel wel iets gebeuren: op een begroting van zeven ton, waarvan ruim vijf aan personeelskosten opgaan, blijft er maar zo’n 130.000 euro over voor al het andere, inclusief tentoonstellingen. Dat is niet zo veel, als je bedenkt dat een tentoonstelling al gauw tussen de 20.000 en 200.000 euro kost.
‘Dat is inderdaad niet veel’, beaamt hij. ‘130 000 is niet genoeg om alle plannen uit te voeren. Het museum zal echt geld moeten bijverdienen.’
Een plek waar buitenstaanders kennismaken met de RUG
Hij hoopt dat vooral te doen door fondsen te werven. Daarnaast vraagt het UM dat tot voor kort nog gratis was, tegenwoordig drie euro entree. Alleen medewerkers en studenten mogen voortaan nog zonder entree naar binnen.
Een vanzelfsprekende stap, vindt Dijkstra. Andere universiteitsmusea doen het al jaren. ‘Mensen die graag naar een museum willen gaan, doen dat meestal niet omdat het museum gratis is.’
Steun
Toch kan hij niet ontkennen dat voor de transformatie naar een moderner museum, nog veel meer nodig is. Een bijdrage vanuit de universiteit is noodzakelijk. ‘Maar,’ zegt Dijkstra, ‘alléén een structurele ophoging van de begroting is niet interessant voor ons. Dat zou ons als museum lui maken.’
Maar meer nog hoopt hij op steun vanuit het bestuur. ‘Steun om het UM een plek te laten zijn waar studenten en medewerkers de geschiedenis van de universiteit leren kennen. Een plek waar buitenstaanders en alumni kennis kunnen maken met de RUG en Groningen. Ik vind dat belangrijker dan dat het college ons geld geeft en zegt “doe er wat leuks mee”.’
Doerak
Voorlopig experimenteert het UM alvast met het bereiken van de studentendoelgroep. Toen university cat Doerak in korte tijd beroemd werd, reageerde het museum door een tentoonstelling over universiteitskatten te organiseren, gecombineerd met serieuzere stukken, zoals kattenschedels die zijn opgegraven door de beroemde archeoloog Van Giffen.
Ook is kunsthistorica Eva Rovers als gastconservator bezig met de herinrichting van de educatieruimte, in samenwerking met Vera Art Division. Ze maken ruimtelijke objecten en het wordt ontzettend gaaf, zegt Dijkstra. ‘Ik hoop in de toekomst echt meer van dit soort samenwerkingen te kunnen aangaan.’
Op 5 juni is de officiële heropening van het Universiteitsmuseum en zijn alle zalen weer te bezoeken.