Verliefd op je collega
Niet zoenen op de werkvloer
Die ene collega van je is heel aardig. Jullie kunnen heerlijk kletsen, langer dan de werkdag duurt. Jullie eten wat en doen dat steeds vaker, tot het besef je ineens in het gezicht slaat: je bent verliefd!
‘Ik had het helemaal niet in de gaten’, zegt Vera Heininga, nog steeds verbaasd. ‘Het ging heel geleidelijk’, vult Dennis Raven aan. Ze werkten destijds in het UMCG als promovendi naar psychiatrische stoornissen, op dezelfde kamer, met de ruggen naar elkaar toe. Ze deden dezelfde cursussen en Raven hielp haar met programmeren, maar pas toen Heininga besefte dat ze liever met haar collega ging borrelen dan met vrienden, vroeg ze zich af: wat is hier aan de hand?
Jana Knot-Dickscheit kreeg een werkkamer bij Gedrags- en Maatschappijwetenschappen, schuin tegenover Hans Knot. Ze kreeg ook het gerecyclede telefoonnummer van een voormalig hoogleraar. ‘Ik kreeg allemaal telefoontjes waar ik niets van begreep,’ lacht Jana, ‘dus dan ging ik steeds maar naar Hans.’ Op een gegeven moment belden we elkaar bijna dagelijks.’ Pas na jaren, toen Hans in het buitenland zat, hadden ze het door en verklaarde hij haar de liefde, door de telefoon.
Gedragscode
Hoeveel mensen op de RUG een relatie hebben met een collega is niet bekend, maar dat ze geen uitzondering zijn, is wel duidelijk. Een kleine rondvraag leert al dat de meeste medewerkers en studenten wel een stelletje kennen dat op dezelfde afdeling werkt.
Maar je moet werk en privé toch juist gescheiden houden?
‘Het was het laatste wat ik wilde, een relatie met een collega. Laat staan op mijn kantoor. Maar ja…’, zegt Heininga. ‘Het is helemaal geen keuze’, stelt Raven. ‘Het is niet dat je rondkijkt en zegt: ik ga verliefd worden op haar.’
Het laatste wat ik wilde was een relatie met een collega
Keuze of niet, er staat wel iets op het spel. De sfeer op de kamer, de onderlinge verhouding, je werkplek, of zelfs je baan. Daar zijn regels over. Volgens de gedragscode integriteit van de RUG is het ‘extra belangrijk dat alle betrokkenen professioneel en objectief blijven en zich bewust zijn van de integriteitsrisico’s’. Opletten dus dat je elkaar niet te lief behandelt.
Echt moeilijk wordt het als er een hiërarchische verhouding is. Of als de één het werk van de ander moet controleren. Dat is onwenselijk, meldt de gedragscode. Dan moet je het sowieso melden bij de leidinggevende. Die overlegt dan met je wat er moet gebeuren. ‘Zo nodig worden er werkafspraken gemaakt of taken anders verdeeld,’ staat in de gedragscode, ‘maar ook een overplaatsing naar een andere afdeling of dienstonderdeel kan aan de orde zijn.’
Geen geroddel
Knot-Dickscheit besloot het dan ook meteen te vertellen, ook was al was er geen enkele hiërarchische verhouding tussen haar en Hans. ‘We wilden geen geroddel krijgen.’
Heininga vond dat wel lastig. ‘Je wilt eigenlijk eerst nog zelf aftasten: wat is dit?’ Tegelijk wilden ze het zo gauw mogelijk vertellen aan hun leidinggevende en hun collega’s. Met bibberend stemmetje – hoe zouden ze reageren? – bracht ze het nieuws aan haar promotiebegeleider, herinnert ze zich. ‘Die zei: “Oh, wat fantastisch, wat geweldig! Wacht even, is er een machtsverhouding? Nee? Oh, wat fantastisch!”’
Heininga lacht. ‘Daarna vroeg ze of we nog wel op dezelfde kamer wilden blijven zitten.’
Die machtsverhouding is duidelijk een no-go-area. Dat het misgaat komt ook voor op de RUG, ‘net als in iedere organisatie’, laat vertrouwenspersoon Marjolein Renker weten, maar verder wil ze er niet op ingaan. ‘Dat is het enige wat ik erover kan zeggen.’
Met z’n tweeën een paper schrijven lijkt me heel romantisch
‘Je moet voorkomen dat je in dat soort situaties terecht komt. Je wilt de schijn gewoon niet tegen je hebben’, zegt Hanneke Wigman. Zij en Klaas Wardenaar zijn al sinds het gymnasium in Arnhem een stel, gingen samen studeren en werken nu allebei op de RUG, met één muurtje dat hen van elkaar scheidt op de werkvloer.
Inhoudelijk valt hun werk niet samen. Bewust. Ze hechten waarde aan een professionele houding naar elkaar. Wigman vraagt haar man wel eens advies over statistiek, maar daar blijft het bij. ‘Dan ben ik duidelijk adviseur’, zegt Wardenaar. ‘Dat werkt heel goed’, knikt Wigman.
Toch zijn er stellen die samen een paper schrijven. ‘Dat lijkt me heel romantisch’, glundert Heininga, die nu vijf jaar samen is met Raven en met hem is verloofd. ‘We hebben er weleens over gebrainstormd.’ Raven knikt. ‘Het is dat het ons aan tijd ontbreekt.’
Afgebakende rollen
Wardenaar en Wigman hebben al wel eens samen geschreven, maar ideaal was dat niet, zegt Wardenaar. ‘Dan heeft de één een bepaalde manier van schrijven waarvan de ander denkt: wat wollig, en dan ga je elkaar corrigeren.’ Daar is op zich nog niets mis mee, dat doe je met anderen ook, werpt Wigman tegen. ‘Ja, maar dan ben ik meer gefilterd om te zeggen wat ik echt denk.’
‘Ik kan me dat wel voorstellen’, zegt Raven. ‘Als je een meningsverschil hebt, neem je dat ook mee naar huis. Dan is daar een grens doorbroken.’
‘Nou,’ nuanceert Wardenaar, ‘het werkt gewoon niet zo prettig, dus daarom doen we dat niet meer.’ Wigman: ‘Het ging op zich prima, dus het kán wel. Zolang de rollen maar duidelijk afgebakend zijn.’
Onenigheid
Zelfs bij Laura Bringmann en Markus Eronen, die inmiddels meerdere artikelen samen hebben geschreven, ging dat niet meteen soepel. Bringmann: ‘Ik wilde de diepte in en alles perfect hebben: we moeten er dieper over nadenken, misschien klopt de argumentatie toch niet. En op een gegeven moment had hij daar genoeg van. Dan schoot ik uit mijn vel: dit moet serieus genomen worden, anders wordt dit artikel niet geschreven.’
‘Ja, en dan word ik ook boos’, zegt Eronen kalm. ‘De artikelen zijn wel heel goed geworden,’ zegt hij, ‘ze worden vaak geciteerd. Dus het was de moeite waard.’
Je gaat het niet over de boodschappen hebben met anderen erbij
Dat vroegen ze zich tijdens het schrijven van hun tweede gezamenlijke artikel wel af: moeten we dit wel doen? ‘We wisten wel: wij blijven staan’, zegt Bringmann. ‘We hebben al zoveel meegemaakt; ik weet zeker: wij kunnen alles aan.’
‘Het ging veel beter bij de volgende,’ zegt ze, ‘omdat we elkaar serieuzer zijn gaan nemen en nu beter weten wat we van elkaar kunnen verwachten. Ik ben rustiger geworden.’ Niet dat ze water bij de wijn doet als haar man tegenstribbelt, maar ze is van tactiek veranderd. ‘De energie is dan gewoon even op. Ik kan dan beter een dagje wachten.’
Vertrouwen
Thuis kun je prima werken, en je kunt het ook best over je werk hebben in de privésfeer, maar wat je niet doet: praten over wat iemand in vertrouwen heeft verteld. En andersom: je zoent niet op het werk. ‘Dat hoort gewoon niet’, zegt Knot-Dickscheit. ‘Het past niet’, beaamt Raven. Ook ruzies blijven thuis, zegt Bringmann. En als er anderen bij zijn ga je het niet over de boodschappen hebben, zegt Wardenaar. ‘Ik wil anderen er niet mee lastig vallen dat wij een relatie hebben.’
Dat zorgt er soms voor dat iemand niet van de relatie afweet, vertellen Wigman en Wardenaar. Zo dacht iemand dat hij hen had ‘betrapt’ op een affaire, lacht Wigman. ‘Terwijl wij ons vijftienjarig jubileum in dat restaurantje aan het vieren waren.’