Op safari in Huize De Voorraadkast
Muizen over de vloer en mijten in bed
De klassieke muziek van Chopin galmt door de gangen van Huize De Voorraadkast. Vuilniszakken staan bij de trap op ontploffen, halflege bierflesjes liggen te vergaan in de gang en oude theezakjes hangen van het plafond. Maar de veertien bewoners (vijftien als je de huiskat meetelt) van dit studentenhuis vinden de rotzooi eigenlijk helemaal niet erg.
Voor veel studenten is het immers volkomen normaal om in een huis te wonen waar niemand zin heeft om op te ruimen. Dat wordt vaak geassocieerd met insecten, muizen, en nog veel meer ongedierte. Maar lopen er in een goor huis echt altijd beestjes rond? Dat gaat bioloog Martine Maan onderzoeken.
Trilspin
Maan schrikt even terug als de deur opengaat, ze de gang in het oog krijgt en de vuilniszakken in de hoeken ziet liggen. Student econometrie Lisa van der Leij en student built environment Jurjen Randag lachen.
Spinnen zijn natuurlijk heel goed omdat ze andere beestjes opeten
Maar dan ziet Maan in de bovenhoek van de muur het eerste dier van deze kleine safari. ‘Kijk daar, dat is een trilspin’, zegt ze, terwijl ze omhoog wijst. ‘En daar aan de andere kant kan je een nestje met eieren zien. Maar dat is van een andere soort.’
‘Ieuw’, zeggen Lisa en Jurjen vrijwel tegelijkertijd, terwijl ze elkaar aankijken met een ongemakkelijke glimlach. Wéten dat er beestjes in je huis wonen, blijkt wat anders dan ze daadwerkelijk zien.
Ecosysteem
‘Spinnen zijn natuurlijk heel goed omdat ze andere beestjes opeten’, zegt Maan. ‘Het is hartstikke mooi om een soort ecosysteempje in je huis te hebben.’
Trilspinnen hebben de gewoonte om hun eieren in pakketjes mee te slepen in hun kaken. Ze hebben dan een grijs bolletje in hun bek. Hoe hoger je komt in huis, des te minder beestjes er zullen zitten. Dus als je op spinnenjacht gaat: kijk laag op de benedenverdieping.
De tocht gaat verder – met anderhalve meter afstand – de trap op, waar het tweede dier van dit biotoopje wordt gespot: huiskat Rubert-Jan. Terwijl Rubert-Jan zijn kop tegen Maans been wrijft, vertelt ze enthousiast over haar eigen studentenhuis. ‘Een keer kwam ik thuis van vakantie en was het heel warm’, vertelt ze. ‘De vuilniszakken dreven in de gang en de maden kropen er tussenuit.’ Het was de eerste en laatste keer dat ze schoonmaakte met chloor. ‘Eigenlijk moet je dat nooit doen, want het maakt ook goede schimmels en bacteriën dood.’
Fruitvliegjes
Ondertussen gaat de tocht door naar het dakterras, waar vlaggetjes al jaren wapperen in de wind en klapstoelen zielig op de grond liggen in een plas water. ‘Van wat voor beestjes hebben jullie eigenlijk last?’ wil Maan weten, terwijl ze rondkijkt. ‘Door Rubert-Jan zijn er bijna geen muizen meer’, vertelt Lisa. ‘Eerder hadden we echt een plaag.’
‘Er zijn ook vaak zilvervisjes’, vult Jurjen aan. ‘En natuurlijk fruitvliegjes en af en toe ook maden als we het vuilnis heel lang laten staan.’
Door Rubert-Jan zijn er bijna geen muizen meer
Inderdaad cirkelen er vliegjes om de verdwaalde bierflesjes op het dakterras. Maan slaat er eentje dood met haar handen. ‘Niet echt de meest wetenschappelijke manier om ze te onderzoeken, hé’, zegt ze.
Het zijn geen fruitvliegjes in elk geval, want die vliegen langzamer. ‘Binnen heb ik die wel gezien. Een veelvoorkomend misverstand is dat fruitvliegjes op het fruit zelf afkomen. Dat is niet waar, ze komen op schimmel af’, vertelt Maan. ‘Daar leggen ze hun eitjes in en de jonkies groeien op de schimmel.’
Huisstofmijt
Als Rubert-Jan begint te miauwen, loopt iedereen weer naar binnen over de vaste vloerbedekking. Slecht plan, zegt Maan. ‘Beestjes vinden tapijt erg fijn, maar je kan ze vaak niet zien. Ik zou in een studentenhuis zoals dit huisstofmijten in tapijten en bedden verwachten. Je huis zit eigenlijk ook vol met bacteriën en schimmels’, zegt Maan, ‘maar die kan je alleen goed zien met een microscoop.’
En dan belanden we in de wc, waar Maan toch even terugdeinst. ‘Hier ga ik echt niks aanraken’, roept ze. ‘Dit huis is zeker wel goed voor je immuunsysteem.’ Dit is de plek waar je de zilvervisjes en papiervisjes kunt verwachten, die wegschieten als je het licht aandoet.
Ga eens in een bos wonen, dán heb je pas veel beestjes
Dan komen er nog een paar huisgenoten binnen, die over het oud papier springen om hun kamer te bereiken. ‘Het valt me eigenlijk heel erg mee hoeveel we hebben gevonden’, zegt Lisa.
Onvermijdelijk
Maan knikt – toch een beetje teleurgesteld. ‘In een studentenhuis zoals dit had ik veel meer verwacht.’ Maar Huize de Voorraadkast ligt aan een drukke straat in het centrum, wat betekent dat er überhaupt minder dieren leven. ‘Beestjes zijn onvermijdelijk’, vertelt Maan. ‘Ga maar eens in een bos wonen. Dán heb je pas veel beestjes.’
‘Dus eigenlijk maken we genoeg schoon?’ vraagt Lisa opgelucht.
Maan lacht. ‘Dat ligt eraan hoe je ernaar kijkt. Ik zou hier in ieder geval niet willen wonen.’
Het ecosysteem van je studentenhuis
‘Thuis ben je nooit alleen’, zegt Matty Berg, hoogleraar bodemfauna en natuurlijke ecosysteemdynamiek. Hij weet dat uit ervaring – als wetenschapper én als student – want ooit woonde hij zelf in een studentenhuis ‘waar niet heel goed werd schoongemaakt’.
Hij herinnert zich zelfs een kakkerlakkenplaag. ‘Maar die zag je niet overdag, omdat het nachtbeestjes zijn. We gingen naar de kroeg, kwamen ’s nachts thuis en deden het licht aan. Overal zagen we dan kakkerlakken lopen, honderden! En een mierennest. Hadden we ineens tienduizenden mieren in huis. Het kan geen kwaad, maar ik kan me indenken dat sommige zullen zeggen: leuk is wat anders.’
Nachtdieren
Intussen heeft Berg van de kriebelbeestjes zijn beroep gemaakt. Hij ontdekte zelfs 52 nieuwe soorten in Nederland en ééntje die wereldwijd nog onbekend was.
Hij weet dus als geen ander dat een studentenhuis een heel assortiment aan insecten en dieren aantrekt. Muizen, zilvervisjes en papiervisjes, huisstofmijten, spinnen, fruitvliegjes en nog veel meer. ‘Veel insecten en verwante soorten zijn in de nacht actief’, vertelt Berg. ‘Ze proberen zich overdag terug te trekken in allerlei donkere hoekjes, kiertjes en spleten.’ Maar ’s nachts komen ze tevoorschijn.
Alleen vervelend
Ook zijn er beestjes die je niet met het blote oog kan zien. ‘Stofluizen van twee millimeter groot zitten in allemaal kleine hoekjes waar stof accumuleert’, vertelt Berg. Eigenlijk hebben dit soort beestjes een goede functie, want ze eten de slechte kruimels, schimmels en bacteriën op. ‘Het merendeel van de beestjes heeft geen effect op de gezondheid van een mens’, zegt Berg. Het wordt meer als vervelend ervaren dan dat het echt kwaad kan. Zilvervisjes kunnen bijvoorbeeld schadelijk zijn omdat ze oud papier en oude boeken opeten.
‘Het binnenmilieu is in het algemeen eigenlijk een heel ecosysteem’, zegt Berg. ‘De beestjes zijn allemaal op een of andere manier aan elkaar verbonden, meestal via ‘wie-eet wie’-relaties.’’ Spinnen eten bijvoorbeeld muggen en vliegen op, zodat je daar minder last van hebt. Hoe groot dat ecosysteem is, hangt af van een aantal factoren. ‘Wat je binnenshuis krijgt is afhankelijk van het milieu – warm en droog of juist koel en vochtig – en de voedselvoorziening. Maar ook hoe gemakkelijk een beest het huis binnen kan komen en waar het huis staat: in een stadsomgeving of in de buurt van een park.’