Selectie aan de poort
Ja, je kúnt studiesucces voorspellen
Het klinkt allemaal zo prachtig. Als je maar een beperkt aantal studieplekken te vergeven hebt, wil je als opleiding natuurlijk de beste studenten binnenhalen. Goed voor de portemonnee, want die studenten studeren sneller en vallen minder vaak uit. En goed voor het niveau van de opleiding ook. Dus wie wil dat niet?
Niet voor niks vroeg een groeiend aantal opleidingen de laatste jaren een numerus fixus aan. Want alleen dan mag je selecteren. Maar hoe kies je de beste student? Of liever gezegd – de student met het meeste studiesucces?
Susan Niessen besteedde de afgelopen jaren aan een studie die die vraag moest beantwoorden. Haar onderzoek gaat voornamelijk over psychologie, waar al jaren wordt geëxperimenteerd met selectie. Maar, zegt ze, haar resultaten zijn veel breder toepasbaar.
Minitentamen
Eén methode die in het verleden veel werd gebruikt, mag alvast niet. Zelfs al blijken je cijfers van de middelbare school een behoorlijk goede voorspeller van studiesucces, de wet verbiedt opleidingen alleen daarop te selecteren. Dus waar mogen ze dan wel naar kijken?
Proefstuderen voorspelt veel beter hoe een student zijn studie doorloopt
Dat blijkt eigenlijk betrekkelijk simpel. ‘Doorgaans weet je al na een paar tentamens of iemand een goede student zal zijn’, vertelt Niessen. ‘Dus eigenlijk wil je die naar voren halen.’ Ofwel: Laat studenten een tentamen maken voordat ze begonnen zijn met hun studie.
De opleiding begon met het zogeheten ‘proefstuderen’ in 2013. ‘We geven studenten die zich hebben ingeschreven eerstejaarsstof’, vertelt Niessen. ‘Dat moeten ze dan bestuderen, dan komen ze hier en moeten ze een tentamen maken.’
In de jaren die volgden, voegde de opleiding ook een minitentamen statistiek toe en een hoorcollege. Niessen hield de resultaten van de studenten bij en volgde ieder cohort door de studie heen.
Papa’s en mama’s
Het resultaat was duidelijk. Dit ‘proefstuderen’ voorspelt veel beter hoe een student zijn studie doorloopt dan andere methoden, zoals het schrijven van een motivatiebrief. Een methode trouwens die ook psychologie in het verleden wel gebruikte.
‘Dat werkt echt totaal niet’, zegt Niessen. ‘Niet als voorspeller. Maar ook omdat papa’s, mama’s broers en zussen vaak meeschrijven met zo’n brief. En dat weet je niet.’
Ook proberen opleidingen vaak non-cognitieve eigenschappen te meten. Of iemand goed kan plannen bijvoorbeeld, een beetje sociaal vaardig is, of integer. ‘In Amerika kijken ze zelfs naar leiderschapskwaliteiten of active citizenship’, zegt Niessen.
‘Maar dat meten ze dan met vragenlijsten’, zegt ze. ‘Mensen moeten aankruisen op een vragenlijst in hoeverre ze zichzelf als een harde werker beschouwen, of een goede planner.’
Sociaal wenselijk
Dat sociaal wenselijke antwoorden op de loer liggen, is te verwachten. Helemáál als je in een selectieprocedure zit, waarbij je je graag beter voor wilt doen dan je bent. ‘Dat bleek ook het geval’, zegt Niessen. ‘Tijdens een selectie is de voorspellende waarde van dergelijke vragenlijsten zo goed als verdwenen.’
En het houden van interviews met aspirant-studenten is niet alleen veel te tijdrovend om op grote schaal toe te passen, het zegt ook weinig over te verwachten studieprestaties. ‘Ook tijdens zo’n gesprek kun je je sociaal wenselijk voordoen’, zegt ze. ‘En het oordeel is subjectief.’
Als je moet selecteren, doe het dan alsjeblieft zo goed mogelijk
Kortom: psychologie zit op het goede pad met haar selectiemethode, weet Niessen. De sleutel is te selecteren op datgene wat ook de studie biedt. Is dat veel literatuurstudie? Veel zelfstandig werken? Laat je aspirant-studenten dat dan ook doen bij de selectie. Zijn er andere aspecten belangrijk voor studiesucces, zoals sociale vaardigheden? Test die dan ook, net zoals je dat binnen je curriculum doet.
Marginaal
Toch is proefstuderen niet de perfecte oplossing, weet Niessen. ‘Het is niet zo dat je nooit een beslisfout maakt’, beseft ze. Critici zeggen dat er tussen nummer 500 en 501 van je ranglijst nauwelijks verschil is. En dat het dus niet eerlijk is om nummer 501 af te wijzen en 500 toe te laten. Maar, benadrukt ze: ‘Dat verschil is wél duidelijk tussen nummer 300 en nummer 500. En als je moet selecteren, doe het dan alsjeblieft zo goed mogelijk.’
Dat betekent overigens ook meteen dat selectie alléén zin heeft als je iets te kiezen hebt. ‘In de praktijk worden studenten van een numerus-fixusstudie maar zelden afgewezen’, zegt Niessen. ‘En dan is het effect op het studierendement marginaal. Maar als je ruim meer aanmeldingen hebt dan plaatsen, dán kan het een nuttig hulpmiddel zijn.’