Medewerkersonderzoek 2019
Eigenlijk is er niets gebeurd
Na twee jaar nog steeds overwerkt
Veel RUG-personeelsleden werken te veel en te hard. Medewerkers werken bijna standaard buiten hun contractuele uren. En wie op vakantie gaat of ziek wordt, hoeft er niet op te rekenen dat zijn werk wordt opgevangen. De balans tussen onderzoek en onderwijs krijgt een dikke onvoldoende, net zoals de tijd die beschikbaar is voor het doen van onderzoek.
Casper Albers, lid van de personeelsfractie van de universiteitsraad, is niet verbaasd: ‘We krijgen hier continu signalen over. Er is beloofd om echt werk te maken van de werkdruk, maar eigenlijk zien we dat nog steeds niet terug in het beleid. Er moet een fundamentele herstructurering komen.’
Maarten Goldberg, FNV-vakbondsconsulent aan de RUG, sluit zich hierbij aan. ‘Er zijn veel dingen gewoon nog niet acceptabel.’ Het probleem, stelt Goldberg, is dat je bij het wetenschappelijk onderwijs op je onderzoeksoutput wordt afgerekend. ‘Je laat studenten niet in de kou staan, en daarnaast moet je nog schrijven. Het arbeidsethos is heel hoog’, zegt hij.
Je laat studenten niet in de kou staan en daarnaast moet je nog schrijven
De letterenfaculteit scoort, net als vorig jaar, het laagst op stellingen over energie en stress. Op de stelling ‘mijn werk is haalbaar binnen mijn contractuele uren’ scoort de faculteit een 2,5. Meer dan de helft van de medewerkers geeft aan ‘regelmatig’ over te werken.
Dat kwam voor het faculteitsbestuur niet als een verrassing, vertelt portefeuillehouder middelen Wouter Heinen. ‘De hoeveelheid onderwijstaken ligt nu eenmaal heel hoog bij letteren. Dat komt doordat we veel kleine opleidingen hebben waarvoor je relatief veel docent-uren nodig hebt om alle vakken te geven.’
Ook heeft de faculteit veel studenten die van een andere faculteit overstappen, ‘en dan nog maar één of twee jaren financiering meebrengen’. De financiële mogelijkheden bij letteren zijn hierdoor beperkt en dit uit zich in een te hoge werkdruk.
Ook godgeleerdheid worstelt met overwerk en het combineren van onderwijs en onderzoek. Je kunt nog het beste bij de Faculty of Science and Engineering (FSE) werken. Die scoort op dit punt maar liefst een 7,4.
Maar we zijn dol op onze collega’s
Toch hebben medewerkers over het algemeen een prettige werkrelatie met hun collega’s. Alle faculteiten geven hoge cijfers op de stellingen over openheid en bespreekbaarheid van problemen onder collega’s. Rechten, gedrags- en maatschappijwetenschappen en FSE scoren zelfs hoger dan een 8.
‘Mensen waarderen het van elkaar dat ze zo hard werken’, denkt Albers. ‘We hebben medeleven met elkaar door de hoge werkdruk, misschien schept dat wel een extra band.’
Ook zijn de meeste RUG-medewerkers tevreden met hun directe leidinggevende, die ze gemiddeld een 7,4 geven. FSE scoort hier het beste: gemiddeld een 8,6.
‘Als iemand hard werkt, dan is het de leidinggevende wel’, vertelt Goldberg. ‘Die geeft een voorbeeld, waar mensen zich aan kunnen spiegelen.’ Dit is zowel een vloek als een zegen. ‘Mensen denken daardoor ze dat ze ook keihard moeten werken. Die solidariteit onderling, die is er wel. Maar daarmee houd je de hoge werkdruk ook in stand.’
De RUG als organisatie is minder populair
Waar de eigen club alle waardering krijgt, zijn medewerkers minder blij met de RUG als organisatie. Veel personeelsleden voelen zich niet gewaardeerd door de RUG. Die scoort niet meer dan een 5,7. Heel slecht – een gemiddelde van 2,8 – scoort onderzoeksinstituut KVI-CART, dat momenteel gereorganiseerd wordt. Ook de geplaagde letterenfaculteit heeft weinig waardering voor de RUG: een 3,8.
Mensen hebben een band met de faculteit, maar veel minder met de universiteit
‘De RUG als organisatie staat verder van je af en is minder zichtbaar. Daardoor koppel je dat sneller aan je negatieve gevoelens’, legt Albers uit. ‘Mensen denken: we vinden het hartstikke leuk om te werken, maar we moeten wel te veel werken.’ En de RUG als organisatie wordt daar verantwoordelijk voor gehouden.
‘De universiteit, dat is voor veel mensen een abstract begrip’, voegt Goldberg toe. ‘Het gaat vooral om je eigen vakgroep, je basiseenheid. Mensen hebben vaak een band met de faculteit, maar veel minder met de universiteit.’
Ongewenst gedrag neemt toe
Opvallend is ook de toename van ongewenst gedrag. Het aantal mensen dat te maken heeft gehad met intimidatie is gestegen met zo’n 5 procent. Het gaat vooral om verbaal geweld, pesten en discriminatie.
‘Het is niet goed natuurlijk, maar ik ben blij dat dit soort meldingen boven tafel komt’, zegt Marjolein Renker, vertrouwenspersoon aan de RUG. Ze vindt het fijn dat mensen zich vrij voelen te vertellen ‘wat hun bezighoudt’. ‘We moeten er wat aan doen natuurlijk, maar dat kan pas als mensen aangeven wat er speelt.’
Bovendien is de RUG het afgelopen jaar weer flink gegroeid, waardoor er ook meer internationals rondlopen. ‘Dat brengt een heel andere problematiek met zich mee’, aldus Renker. ‘De toegenomen discriminatie zou hier heel goed aan gekoppeld kunnen zijn.’
Doorgroeien is lastig
Wie wil doorgroeien aan de RUG ziet vaak weinig mogelijkheden. Alle faculteiten scoren onvoldoende – het RUG-cijfer komt uit op een vijf – met een 2,8 van de letterenfaculteit als dieptepunt.
Frank Nienhuis, beleidsadviseur aan de RUG, geeft drie verklaringen. ‘Het ondersteunend– en beheerspersoneel denkt vaak aan een verticale stap, dus een promotie. Maar er kan ook een horizontale stap worden gemaakt.’ Denk bijvoorbeeld aan een andere werkplek.
Niet alle faculteiten hebben een tenure track en niet iedereen kan doorstromen
Bovendien stelt Nienhuis dat de PhD’s en postdocs vaak een tijdelijke aanstelling hebben en dus weinig groeimogelijkheden zien. Als laatste benoemt hij dat de wetenschappelijke staf vaak een tenure track – een loopbaanpad naar hoogleraarschap – in gedachten heeft. ‘Maar niet alle faculteiten hebben zo’n loopbaanpad. En niet iedereen kan doorstromen.’
De letterenfaculteit heeft geen tenure track uit financiële overwegingen, vertelt Heinen. Hij denkt dat dit de voornaamste reden is dat zijn faculteit laag scoort. Nienhuis stelt dat werkgevers reëel moeten zijn en informatie moeten geven over de mogelijkheden. ‘Een goed gesprek over wat wel en wat niet kan.’
En nu?
Medewerkers hebben niet het gevoel dat er veel gebeurd is, sinds het vorige medewerkersonderzoek in 2017. De stelling ‘Ik vind dat er voldoende actie is ondernomen sinds het vorige onderzoek’ geven medewerkers een 4,9. ‘De waarde van het medewerkersonderzoek heeft zich in de afgelopen twee jaar bewezen als katalysator voor veranderingen’, reageerde collegevoorzitter Jouke de Vries eerder. ‘Nu is het zaak om de resultaten van deze meting goed te analyseren en nieuwe maatregelen te nemen die tot een betere werkomgeving leiden. We zitten op de goede weg, maar we zijn er nog niet.’
Albers denkt dan vooral aan maatregelen om de werkdruk omlaag te brengen en groeimogelijkheden te verhogen. ‘Het ligt denk ik met name aan hoe we met het personeelsbeleid omgaan. Alle personeelsleden worden gedwongen een bepaalde hoeveelheid papers te schrijven, jaar in en jaar uit.’ Dat moet anders, vindt hij.
‘Als er nou op teamniveau wordt gekeken naar de presentaties. Dat de persoon die goed is in papers schrijven, extra papers gaat schrijven en dat iemand die beter is in lesgeven, een extra vak gaat geven.’
We zitten op de goede weg, maar we zijn er nog niet
Letteren scoort op bijna alle stellingen iets beter dan de vorige keer, maar toch liggen de cijfers meestal onder het gemiddelde van de RUG. Dat ziet ook Heinen. De faculteit gaat investeren in extra staf, zegt hij. ‘Ook blijft er aandacht voor integriteit en sociale veiligheid, waar nodig door gerichte onderzoeken en maatregelen.’
Focus voor individuele groei kan volgens Albers voor meer doorgroei zorgen. ‘Dat hoeft niks te kosten en kan makkelijk.’ Medewerkers krijgen dan ruimte iets wat ze interessant vinden uit te diepen. ‘Eigenlijk weer een beetje student zijn, nieuwe dingen leren.’
De keerzijde is dat de ‘output’ van de universiteit dan omlaag kan gaan. ‘Dat er in plaats van tienduizend maar negenduizend artikelen per maand uitkomen en we dalen op de rankings’, zegt hij. ‘Maar,’ voegt hij toe, ‘de RUG kan ook zeggen: daar kiezen we voor, dat vinden we goed werkgeverschap.’