Als je thuis met je nieuwe baan van start moet
Een vreemde eend in de chat
Je nieuwe collega’s leren kennen via Zoom? ‘Dat gaat gewoon niet’, zegt Valentina Gallo. Net als andere nieuwelingen aan de RUG begon ze haar baan, als universitair hoofddocent bij Campus Fryslân, midden in de coronacrisis.
‘Het is een enorme uitdaging’, zegt Gallo over haar inwerkperiode. ‘Elkaar leren kennen en met elkaar communiceren op persoonlijk niveau, is moeilijker als we daarvoor dezelfde efficiëntie gebruiken als we voor ons academische werk gewend zijn.’
In vergaderingen is geen ruimte om even te kletsen. Wie dat doet, eist alle aandacht op. En na afloop even blijven hangen om iemand aan te schieten werkt ook niet. Dan is iedereen al kilometers ver weg. Voor Gallo zeker, want ze zit in Rome.
Met Zoom blijft je een soort toeschouwer in het publiek
Tuurlijk, ze heeft wel online dinertjes en andere sociale Zoombijeenkomsten gehad, maar dat werkt toch ook niet helemaal, merkt ze. Ook dan kun je niet even apart met iemand kletsen; iedereen luistert mee. Mensen houden zich dus maar in en daardoor blijft het bij de oppervlakte, vermoedt ze. ‘Je blijft een soort toeschouwer in het publiek.’
Voorstelvideo
Han Houdijk, de kersverse hoogleraar klinische bewegingswetenschappen, heeft een kennismakingsfilmpje gemaakt voor zijn nieuwe collega’s. Dat filmpje begint in zijn achtertuin in Uithoorn, waar hij zich verstaanbaar probeert te maken tussen luid kwetterende vogels.
Als de hond ook nog begint te blaffen, stopt de scene en zien we hem vervolgens aan zijn bureau zitten. Daar vertelt hij verder, over de klapschaats – waar hij ooit onderzoek naar deed en over de stempel die hij wil drukken op de bewegingswetenschappen.
Mensen reageerden erop; ze mailden hem om hem te feliciteren en ze begonnen erover in gesprekken. Dat was ook de bedoeling. Maar veel liever had hij zich persoonlijk gepresenteerd. ‘Dan zie je meteen hoe ze erop reageren.’ En dan kon hij mooi trakteren op worstenbroodjes. Maar ja. ‘Die liggen nog in de vriezer.’
Zijn oratie laat hij voorlopig ook maar liggen. Al zou dat online in principe wel kunnen, denkt hij. ‘Het is immers toch: de orator spreekt en de rest luistert.’ Maar normaal gesproken zitten ze dan vlak voor je, in toga. ‘En dat is natuurlijk een heel ander cachet dan dat je tegen een scherm staat te praten, terwijl je weet dat er iemand aan de andere kant de was ophangt.’
Tussen de bedrijven door
Wian Stienstra kon zich nog wel live presenteren. Hij begon in maart en kwam dus nog handenschuddend de Universiteitsbibliotheek binnen, om er een innovatieproject te leiden. Maar na twee weken moest hij zich inwerken vanuit een kamertje in zijn huis.
Zoiets simpels (voor hem) als een nieuw computersysteem leren kennen werd al lastiger. ‘Normaal vraag je iemand tussen de bedrijven door even te laten zien waar de knoppen zitten. Nu moet je daar iemand expliciet voor storen.’
Maar nog veel lastiger vindt hij het om zich de academische wereld online eigen te maken. ‘Ik moet een hoop mensen leren kennen, én de mores die erbij hoort. Dat is nu wel een beetje blijven hangen.’
Proefjes op de vensterbank
Alex Blokhuis begon ook midden in coronatijd. Hij kon nog nét Parijs ontvluchten, op 14 maart, de dag dat Frankrijk op slot ging, en naar Groningen verhuizen. Daar, als nieuwe postdoc, laveert hij nu tussen scheikunde en biologie, op zoek naar de oorsprong van het leven.
‘We doen allemaal spannende experimenten’, zegt Blokhuis. Tenminste, dat was de bedoeling. Wat er nu gebeurt, is nog zeer beperkt, vertelt hij. Hij houdt zich maar bezig met theorie: wat kunnen we met harder nadenken al leren van wat er eerder is uitgezocht? En hij doet simpele proefjes op zijn vensterbank, met wat huis-, tuin- en keukenmiddelen.
Nu moet je iemand expliciet storen om uitleg te vragen
Zijn eigen werk lijdt er dus niet onder, vertelt Blokhuis. Al zou hij het wel een stuk aangenamer vinden om mensen in het echt te zien, om te zien waar ze mee bezig zijn. ‘Anders moet je het maar toevallig tegenkomen; het ergens lezen of dat iemand het er over heeft. Als het naast je gebeurt, is dat natuurlijker.’
Maar goed, hij pikt dat soort dingen nu ook op in koffiemeetings en Whatsappgroepen. Dat er bijvoorbeeld bordspelletjes worden gedaan in de pauzes, normaal gesproken. En hij leert zijn collega’s ook best aardig kennen, vindt hij, door persoonlijk met ze te bellen en te videobellen.
Vermoeiende gesprekken
Ook Stienstra houdt kennismakingsgesprekken door te videobellen. Gesprekken van een kwartier tot een uur. ‘Vermoeiend’, vindt hij ze. ‘En dat ligt niet aan de gesprekspartner’, benadrukt hij.
Houdijk herkent dat. De bewegingswetenschapper zoekt de oorzaak in zijn houding. ‘Ik hang vaak een beetje voorover naar mijn computer toe. Terwijl ik in normale overleggen rustig achterover leun.’
Behalve vermoeiend vindt Stienstra ze ook beperkend. Hij wil zien wat mensen drijft, maar dat vindt hij nu moeilijker. ‘Je mist een bepaalde blik in hun ogen wanneer ze enthousiast worden en de mimiek waaruit blijkt wat mensen precies bedoelen.’ Dat heeft effect op de diepgang, merkt hij. ‘Het blijft op een bepaald niveau steken.’
Fijn om een keer iemand in het echt te zien
‘Er is een heel andere dynamiek’, erkent Blokhuis. ‘Ik denk dat als we weer bij elkaar komen, er opnieuw een voorstelrondje komt. Dat het dan voor het eggie is.’ Hij was laatst met een collega wezen fietsen. ‘Fijn om een keer iemand in het echt te zien.’
‘Het gáát,’ zegt Stienstra over het online contacten leggen, ‘maar je voelt ook dat er bepaalde zaken niet gaan. Allerlei informele dingetjes waar je elkaar in het voorbijgaan voor aanschiet.’ Daar apart een gesprek voor inplannen, ‘doe je niet’. We hebben gewoon persoonlijk contact nodig, zegt Stienstra.
Lichaamstaal
Wat is dat toch? Er kan technisch zoveel. Er zijn zoveel manieren om elkaar online te treffen. Academisch werk is bovendien gebaseerd op de rede, op argumenten. Is dat menselijk contact echt zo belangrijk?
In ieder geval wel als je mensen nog niet persoonlijk kent, zegt Gallo. ‘Ik heb ook nog een onderzoeksgroep in Londen. Die mensen ken ik, ik weet hoe ze reageren, en of er iets mis is als iemand stil blijft.’ Met haar nieuwe collega’s heeft ze dat niet. ‘Ik weet niet hoe ik bijvoorbeeld stilte of lichaamstaal moet interpreteren. Misschien vindt hij het wel saai wat ik vertel.’
Zij en haar collega’s stellen het daarom gewoon uit. ‘Dit bespreken we later wel, bij een kop koffie, zeggen we steeds.’ Ze moet immers ook nog een nieuwe cultuur leren kennen. Met eigen sociale omgangsvormen en academische mores. ‘We wachten wel tot we bij elkaar binnen kunnen vallen om even hoi te zeggen, of om elkaar mee uit lunchen te vragen.’