Terugblik op Spitsbergen 79
Een barre expeditie
Landtong van Amsterdameiland, met op het uiterste puntje de nederzetting Smeerenburg.
Grafonderzoek op het naburige eiland Zeeuwse Uijtkijck.
Sneeuwstormen, ijsberen en slinkende voedselvoorraden: de expeditie die archeoloog Louwrens Hacquebord in 1979 samen met zes van zijn studenten ondernam naar Spitsbergen was bepaald geen snoepreisje. Zes weken lang bivakkeerden ze in tentjes op Amsterdameiland om de zeventiende-eeuwse Nederlandse nederzetting Smeerenburg te onderzoeken, waar walvisvaarders woonden en werkten.
Het was een gedenkwaardige reis om meerdere redenen: vanwege de barre omstandigheden en omdat de RUG voor het eerst een archeologische expeditie naar Spitsbergen uitvoerde, maar ook omdat dit de eerste keer was dat wetenschappelijk onderzoek door het bedrijfsleven werd gefinancierd.
Nu, veertig jaar later, toont het Universiteitsmuseum de foto’s die expeditielid en wetenschappelijk fotograaf Ben Bekooy destijds maakte. Ook is er materiaal te zien dat de onderzoekers van Spitsbergen mee terug naar Groningen namen.
Reis van 16 dagen
‘De tijden waren anders’, blikt expeditieleider Hacquebord terug. ‘Er waren nauwelijks voorzieningen en weinig schepen.’ De groep vloog naar Longyearbyen, de grootste nederzetting op Spitsbergen, maar daarna liep alles al gauw in het honderd. ‘We konden niet meer verder. Het schip dat we gecharterd hadden kwam niet opdagen, omdat de kapitein de verkeerde papieren had.’
Ze gingen verder met een toeristenschip, maar vanwege hevige wind konden ze niet landen op Amsterdameiland en moesten ze noodgedwongen omkeren. ‘Uiteindelijk hebben we zestien dagen over de reis gedaan. Maar hoe moesten we weer terug? Daar maakten we ons wel zorgen over.’
Ondanks alle ontberingen leverde het verblijf veel nieuwe inzichten op. De jonge archeologen brachten in kaart hoe Smeerenburg eruit zag. Ze vonden graven, slaapmutsen en de resten van zestien huizen, plus zeven ovens die werden gebruikt om traan uit walvisvet te destilleren. ‘Dat was destijds een grondstof. Je kon er zeep en kaarsen van maken en het was brandstof voor de lampen’, vertelt Hacquebord.
Langdurig herstel
Ze onderzochten verder welke invloed de walvisindustrie op de omgeving had. ‘Na tweehonderd jaar nederzetting waren de walvissen op’, zegt Hacquebord. ‘Dat beïnvloedde het ecosysteem. Daarnaast had het verblijf van de Nederlanders grote invloed op de vegetatie: het duurde honderdvijftig jaar voordat die hersteld was.’
De expositie gaat ook nog in op actueel onderzoek van het Arctisch Centrum van de RUG over klimaatverandering. In augustus komend jaar gaat er opnieuw een wetenschappelijke expeditie naar Spitsbergen, waarbij de onderzoekers voortbouwen op het werk van de expeditieleden uit 1979.
De tentoonstelling is nog tot 1 maart te zien in het Universiteitsmuseum.
Foto’s door Ben Bekooy