Bussemaker reageert daarmee op een onderzoek van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN) en het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO), waaruit blijkt dat er te weinig aandacht is voor scholing en begeleiding bij de onderwijstaken van promovendi. Van de 257 ondervraagden bleek 35 procent zonder enige scholing te zijn begonnen met lesgeven.
Bijna de helft (46 procent) geeft aan dat de scholing en begeleiding bij het geven van onderwijs onvoldoende is. En 70 procent besteedt meer tijd aan onderwijs dan waar ze betaald voor krijgen.
‘Een belangrijk signaal’, zegt Bussemaker. ‘De universiteiten moeten dit zeer serieus nemen. Iedere student heeft namelijk recht op een docent die goed is voorbereid op het geven van onderwijs.’
Ontwikkeling
Goede begeleiding is essentieel, aldus de minister. Dat is niet alleen goed voor de studenten, maar ook voor de ontwikkeling van de promovendus zelf, meent Bussemaker, omdat veel promovendi een loopbaan buiten de wetenschap krijgen. De minister wil de resultaten van het onderzoek bespreken met de rectoren van alle universiteiten om concrete afspraken te maken.
‘Dit onderzoek is een niet te negeren signaal voor universiteiten. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat onderwijs een kerntaak is van universiteiten en zij het aan hun studenten verplicht zijn om goed onderwijs te verzorgen’, zegt ze. Voor de zomer wil Bussemaker de Tweede Kamer informeren over vervolgstappen.