De uni blinkt uit in tijdelijke contracten. Hoe verander je dat onvriendelijke beleid? Wel, geef bestuurders en hr-beleidsmakers er zelf eentje. Zul je zien dat er snel een einde aan komt, voorspelt columnist Casper Albers.
Mijn carrière als RUG-werknemer begon bijna dertig jaar geleden. Als student-assistent mocht ik farmaciestudenten werkcolleges statistiek geven. Daarna werd ik promovendus.
Mijn promotietraject werd twee keer opgeschort voor een tijdelijke docentaanstelling, daarna werd ik postdoc. Men wou die postdocplek verlengen, maar ik zat inmiddels aan het maximumaantal tijdelijke contracten.
Vaste contracten werden, zeker in de bètahoek, destijds alleen gegeven aan mensen met buitenlandervaring. Men had immers gezien dat een aantal succesvolle wetenschappers buitenlandervaring had, en met een fijn staaltje post hoc ergo propter hoc werd het een verplichting.
Wij dus maar het land uit en een paar jaar later weer terug. De tijdelijkecontractteller stond weer op nul, dus de RUG wilde me wel terug. Na veertien jaar RUG-aanstellingen, inmiddels in mijn achtste dienstverband, kreeg ik dan toch het felbegeerde vaste contract.
Een schoonheidsprijs verdient dit werkgeverschap niet. Vorig jaar is de cao eindelijk wat gewijzigd: universitair docenten krijgen nu sneller een vast contract. Fijn. De collega’s met een docentaanstelling werden echter angstvallig uit die cao-wijziging gehouden.
Er ligt nu een nieuw cao-akkoord met voor mijzelf enkel pluspunten: een kleine bonus en iets meer salaris. Maar voor de tijdelijke docenten biedt het cao-akkoord niks meer dan de toezegging dat men zal gaan nadenken over dit probleem. Een toezegging van niks, want men heeft allang nagedacht.
Beweren dat dit tijdelijk is, is gewoon schofterig werkgeverschap
Nu is er op zich helemaal niks mis met een tijdelijke onderwijsaanstelling. Ik heb jarenlang een statistiekvak gegeven in de bachelor psychologie waarbij ik de coördinatie deed en de hoorcolleges verzorgde, en waarbij student-assistenten de werkgroepen begeleidden. Dat systeem werkte prima toen ik student was en werkt nu nog steeds.
Als directielid bij psychologie heb ik de afgelopen jaren ook tijdelijke vacatureruimte uitgezet, bijvoorbeeld als vervanging voor een collega met zwangerschapsverlof of contractverlenging omdat door corona en gesloten labs het onderzoek vertraging opliep. De tijdelijkheid is daar evident.
Waar het mis gaat, is als die tijdelijke contracten gebruikt worden voor structurele en ingewikkelde activiteiten. Als je een vak in je curriculum hebt, weet je dat je daar elk jaar een docent bij nodig hebt.
Beweren dat dit tijdelijk is – want mogelijk wil je in 2027 wel een ander vak in je opleiding – en vervolgens doodleuk een vacature uitzetten voor hetzelfde werk als je iemand net hebt weggestuurd, is gewoon schofterig werkgeverschap.
Gelukkig hebben we de cao niet per se nodig: niks verbiedt opleidingsdirecties en faculteitsbesturen om nu al mensen een vast contract te geven voor structureel werk. En als dat vak in 2027 toch verdwijnt, kunnen ze ongetwijfeld nog wel iets anders nuttigs doen.
De beste manier om van dit beleid af te komen, is juist door het beleid breder toe te passen. Geef bestuurders en hr-beleidsmakers een tijdelijk contract voor twee jaar. Mochten we over twee jaar nog steeds bestuurders en hr-beleidsmakers nodig hebben, dan zetten we wel een vacature uit.
Voordat je het huidige cao-voorstel gelezen kan hebben, ligt er wel een voorstel op tafel dat korte metten maakt met die overdosis tijdelijke contracten.
CASPER ALBERS