Denise Chin zit in de huiskamer van het Simplon Jongerenhotel aan het Boterdiep. Ze doet een pre-master in psychologie en wil heel graag in Groningen blijven voor haar master, maar ze raakt hoe langer hoe meer ontmoedigd door haar woonsituatie: ‘Ik heb vaak overwogen om te stoppen en terug te gaan naar mijn land. Het voelt alsof ik verjaagd word, alsof de stad me niet wil.’
Het Jongerenhotel doet ‘s avonds ook dienst als restaurant. Denise maakt plaats voor het personeel, dat druk heen en weer loopt om alles klaar te zetten voor het avondeten.
Ze gaat op een stoel bij het raam zitten. De gasten beginnen binnen te druppelen, schudden de regen van zich af en begroeten elkaar opgewekt. Denise kijkt toe. Zij zijn hier voor een leuke avond, maar zelf zit ze hier omdat ze nergens anders heen kan. ‘Ik ben hier al een maand, en ik ben nog steeds op zoek naar een kamer.’
Opgeven
Deze week moest Denise een besluit nemen. Zou ze blijven, of opgeven en terug gaan naar Maleisië? Volgens universiteitswoordvoerder Jorien Bakker zouden de meeste studenten begin oktober wel een plek hebben gevonden, maar Denise had geen geluk – net als veel (van de) andere studenten die nog in het Jongerenhotel wonen.
Volgens Bakker wonen er momenteel nog 115 studenten in de noodhuisvesting in de Metaallaan en aan het Eemskanaal Noordzijde. Maar dat zijn niet de enige plekken waar dakloze studenten verblijven. Ze overnachten ook in hotels of op de bank bij andere studenten.
Koen Marée van studentenpartij DAG schat dat tientallen dakloze studenten niet voorkomen in de statistieken van de universiteit. ‘We schatten dat minimaal tweehonderd studenten nog steeds op zoek zijn naar woonruimte, misschien wel driehonderd. Ik hoorde veel verhalen over studenten die, na drie weken in een hotel, terug naar huis gingen. Dus we weten niet hoe groot het probleem werkelijk was.
Iedere dag op en neer
Een van die studenten is Engelse Jennifer. Een jaar geleden kwam ze aan in Nederland en woonde eerst in Den Haag, waar ze stage liep. Ze besloot om voor een bachelor in Internationale Betrekkingen te gaan.
‘Dit jaar heb ik me bij de RUG ingeschreven en ik hoopte woonruimte in Groningen te vinden voordat de colleges begonnen. Maar ik kon niets vinden, dus ik moest iedere dag op en neer naar Groningen.’
Jennifer stond iedere ochtend voor vijf uur op, na slechts vier uur slaap, om de trein te pakken die haar naar de stad bracht, zodat ze op tijd op college kon zijn. Daarnaast ging ze door met de kamerjacht. ‘Ik deed wat ik kon’, zegt ze, ‘maar uiteindelijk moest ik het opgeven.’
Wal en schip
Uiteindelijk besloot ze ermee te stoppen. Uitgeput. Eerst overwoog ze om terug te gaan naar Engeland, waar de meeste van haar vrienden, zoals ze zegt, al ‘schuldslaaf’ van een studentenlening zijn.
‘Maar ik heb me bedacht’, zegt ze. Ze koos voor Den Haag. Nu, zegt ze, valt ze tussen wal en schip; ze weet niet wat ze nu zal gaan doen, en waar. Maar een ding is heel duidelijk: ‘Groningen is geen optie.’
De universiteit moet zich bewust zijn van studenten zoals Jennifer, zegt Marée. Hij vroeg het universiteitsbestuur in de vergadering van de u-raad om drop-out studenten en studenten die hun collegegeld niet betaalden, te vragen naar de reden van hun besluit. Zo zou de universiteit een duidelijker beeld krijgen van het aantal dakloze studenten dat het gewoon opgaf.
Maar Jan de Jeu van het college van bestuur stelde dat dat onmogelijk is. ‘Dat zou veel te ingewikkeld zijn. We houden bij hoeveel studenten zich uitschrijven, maar we weten niet waarom.’
Basisbehoefte
Intussen hangt Denise nog steeds rond in het Simplon Jongerenhotel. Ze begrijpt dat onzekerheid bij het studentenleven hoort – ‘er is nooit een bevredigende balans, dat accepteer je’- maar ze vindt dat dit soort onzekerheid daar niet bij hoort. ‘Niet kunnen voldoen aan je basisbehoeften…. dat had ik nooit verwacht.’
Niettemin heeft ze besloten om het te blijven proberen in Groningen: ‘Ik ga alleen weg uit deze stad als het echt niet anders kan. Ik wil me hier op mijn gemak voelen, er een nieuw thuis van maken, om op een dag in dit Jongerenhotel terug te komen om er gezellig met vrienden wat te eten.’