Steeds meer studenten pendelen tussen thuis-thuis en collegezaal. Slechts 26 procent van de eerstejaars ging het huis uit.
Door Matthijs Nieuwenhuijse / Foto’s Reyer Boxem
Kenniscentrum studentenhuisvesting Kences constateerde onlangs dat ook van de tweedejaars slechts 37 procent op kamers woont. Het leenstelsel is de belangrijkste reden voor die keuze, staat in het rapport. Maar ondertussen is de keuze voor studiestad onveranderd gebleven. En dus reizen studenten dapper heen en weer, verschonen de kattenbak en gaan op tijd naar bed. Maar voor hoelang?
2-1 Maj
Maureen van Ekeren
19 jaar, bedrijfskunde
2-2
Ik vind het gezellig met mijn ouders
‘Ik heb een tussenjaar gehad. Eerst gewerkt voor kost en inwoning in Canada en daarna rondgetrokken door Australië. Dat laatste duurde drie maanden, ik wilde naar huis: ik ben echt een familiemens en miste de gezelligheid van het gezin.
Bang om te lenen ben ik niet. Maar ik wil even kijken of de studie goed gaat en mij wel bevalt. Als ik nu leen en stop of vertraging op loop, dan zit ik toch met een schuld. Bij Karwei in Assen verdien ik bij, maar dat geld zet ik opzij – het tussenjaar heeft me veel geld gekost.
Sinds dit jaar roei ik bij Gyas. Daar moet ik nu met jaargenoten een ploeg vormen. Iedere week is er een borrel en ik leer veel mensen kennen. En als het laat wordt, logeer ik gewoon bij mijn zus. Die heeft een kamer in de stad, waar ik de sleutel van heb.
Ik heb nu nog niet de behoefte om het huis uit te gaan. Alles gaat goed, ik vind het gezellig bij mijn ouders. Ik ben een paardenmeisje en mijn paard staat thuis in de wei. Maar volgend jaar wil ik toch wel op zoek naar een kamer. Het liefst iets met een paar anderen, maar niet teveel. Misschien kan ik de kamer van mijn zus overnemen.’
3-1 Steven
Teun Havinga
21 jaar, tweedejaars geschiedenis
3-2
Geen stadsmens
‘Ik ben geen stadsmens. Te veel mensen, te veel drukte. Ik ben blij als ik na college mijn Volvo 240 in stap, op weg naar Warffum. Mijn hele leven lang heb ik landelijk gewoond. Daarom verlang ik ook niet naar een klein kamertje in de stad.
Lenen is voor mij niet zo’n probleem. Ik leen nu al bij voor mijn collegegeld, de verzekering en de kosten van mijn auto. Veel blijft er niet over, in ieder geval niet genoeg om een eigen kamer van te betalen.
Bij de JOVD Groningen doe ik momenteel een bestuursjaar, daar gaat veel tijd in zitten – zo’n 10 tot 20 uur per week. De studie staat daarom tijdelijk op een lager pitje. Wel jammer dat je bij politieke jongerenverenigingen geen bestuursbeurs krijgt. Maar ja, het is niet studiegerelateerd.
Uitgaan is echt het grootste nadeel van thuis wonen. Mijn ouders doen absoluut niet moeilijk, maar wanneer ik een avond de stad in wil, moet ik met de laatste trein van half een of met de eerste van tien over vijf ’s ochtends naar huis. Het is dus weggaan als het gezellig wordt of wachten terwijl het al lang niet meer gezellig is. Soms slaap ik in de gehuurde stadsatelierruimte van mijn moeder, een beeldhouwster. Maar ideaal is het niet.
De prikkel om het huis uit te gaan is er zeker. Voor de huur zal ik moeten werken, maar dat is nu niet te combineren met mijn bestuur en studie. Als er dit studiejaar nog een kamer op mijn pad komt, dan doe ik het, maar ik ga volgend jaar pas actief op zoek. Het liefst iets in een rustige buitenwijk. In ieder geval niet in het centrum.’
4-1 Maj
Maj Waaksma
19 jaar, eerstejaars psychologie
4-2
Niet te veel verandering in een keer
‘Al in klas 5 was ik behoorlijk klaar met school, ik kon niet wachten om te gaan studeren. De studie wist ik ook al. Psychologie! Niet heel origineel, allebei mijn ouders zijn psycholoog. Ik wilde me volledig focussen op de studie, niet teveel verandering in een keer. Dus niet meteen het huis uit.
Het leenstelsel speelt daar ook zeker een rol bij. Ik wil mijn schuld zo laag mogelijk houden en een jaartje thuis scheelt behoorlijk. Ik leen nu niks en verdien wat bij op de gebaksafdeling van de HEMA. Volgend jaar moet ik wel gaan lenen, want dan wil ik het huis uit. Het liefst een klein appartement met een studievriendin. Een groot huis waar je moet hospiteren is niks voor mij.
Thuis heb ik alle vrijheid. Uitgaan is geen probleem, maar veel doe ik dat niet. Iedere week heb ik een borrel bij Cleopatra. Dat wordt wel eens laat, maar daar houden mijn ouders rekening mee.
Onderdeel van het thuis wonen is het gezinsleven. Ik kook een paar keer per week, ruim het huis op en verschoon de kattenbak. Wat ik af en toe wel mis, is meer privacy. Ik heb nu geen relatie, maar met je vriend op je kamer lijkt mij fijner dan met hem bij je ouders thuis.’
mobile versie
Steeds meer studenten pendelen tussen thuis-thuis en collegezaal. Slechts 26 procent van de eerstejaars ging het huis uit.
Door Matthijs van Nieuwenhuisen / Foto’s Reyer Boxem
Dit is een uitgeklede versie voor mobile telefoons. Bekijk de desktopversie voor de rijk vormgegeven versie.
Kenniscentrum studentenhuisvesting Kences constateerde onlangs dat ook van de tweedejaars slechts 37 procent op kamers woont. Het leenstelsel is de belangrijkste reden voor die keuze, staat in het rapport. Maar ondertussen is de keuze voor studiestad onveranderd gebleven. En dus reizen studenten dapper heen en weer, verschonen de kattenbak en gaan op tijd naar bed. Maar voor hoelang?
Ik vind het gezellig met mijn ouders
Maureen van Ekeren (19 jaar, bedrijfskunde)
‘Ik heb een tussenjaar gehad. Eerst gewerkt voor kost en inwoning in Canada en daarna rondgetrokken door Australië. Dat laatste duurde drie maanden, ik wilde naar huis: ik ben echt een familiemens en miste de gezelligheid van het gezin.
Bang om te lenen ben ik niet. Maar ik wil even kijken of de studie goed gaat en mij wel bevalt. Als ik nu leen en stop of vertraging op loop, dan zit ik toch met een schuld. Bij Karwei in Assen verdien ik bij, maar dat geld zet ik opzij – het tussenjaar heeft me veel geld gekost.
Sinds dit jaar roei ik bij Gyas. Daar moet ik nu met jaargenoten een ploeg vormen. Iedere week is er een borrel en ik leer veel mensen kennen. En als het laat wordt, logeer ik gewoon bij mijn zus. Die heeft een kamer in de stad, waar ik de sleutel van heb.
Ik heb nu nog niet de behoefte om het huis uit te gaan. Alles gaat goed, ik vind het gezellig bij mijn ouders. Ik ben een paardenmeisje en mijn paard staat thuis in de wei. Maar volgend jaar wil ik toch wel op zoek naar een kamer. Het liefst iets met een paar anderen, maar niet teveel. Misschien kan ik de kamer van mijn zus overnemen.’
Geen stadsmens
Teun Havinga (21 jaar, tweedejaars geschiedenis)
‘Ik ben geen stadsmens. Te veel mensen, te veel drukte. Ik ben blij als ik na college mijn Volvo 240 in stap, op weg naar Warffum. Mijn hele leven lang heb ik landelijk gewoond. Daarom verlang ik ook niet naar een klein kamertje in de stad.
Lenen is voor mij niet zo’n probleem. Ik leen nu al bij voor mijn collegegeld, de verzekering en de kosten van mijn auto. Veel blijft er niet over, in ieder geval niet genoeg om een eigen kamer van te betalen.
Bij de JOVD doe ik momenteel een bestuursjaar, daar gaat veel tijd in zitten – zo’n 20 tot 30 uur per week. De studie staat daarom tijdelijk op een lager pitje. Wel jammer dat je bij politieke jongerenverenigingen geen bestuursbeurs krijgt. Maar ja, het is niet studiegerelateerd.
Uitgaan is echt het grootste nadeel van thuis wonen. Mijn ouders doen absoluut niet moeilijk, maar wanneer ik een avond de stad in wil, moet ik met de laatste trein van half een of met de eerste van tien over vijf ’s ochtends naar huis. Het is dus weggaan als het gezellig wordt of wachten terwijl het al lang niet meer gezellig is. Soms slaap ik in de gehuurde stadsatelierruimte van mijn moeder, een beeldhouwster. Maar ideaal is het niet.
De prikkel om het huis uit te gaan is er zeker. Voor de huur zal ik moeten werken, maar dat is nu niet te combineren met mijn bestuur en studie. Als er dit studiejaar nog een kamer op mijn pad komt, dan doe ik het, maar ik ga volgend jaar pas actief op zoek. Het liefst iets in een rustige buitenwijk. In ieder geval niet in het centrum.’
Niet te veel verandering in een keer
Maj Waaksma (19 jaar, eerstejaars psychologie)
‘Al in klas 5 was ik behoorlijk klaar met school, ik kon niet wachten om te gaan studeren. De studie wist ik ook al. Psychologie! Niet heel origineel, allebei mijn ouders zijn psycholoog. Ik wilde me volledig focussen op de studie, niet teveel verandering in een keer. Dus niet meteen het huis uit.
Het leenstelsel speelt daar ook zeker een rol bij. Ik wil mijn schuld zo laag mogelijk houden en een jaartje thuis scheelt behoorlijk. Ik leen nu niks en verdien wat bij op de gebaksafdeling van de HEMA. Volgend jaar moet ik wel gaan lenen, want dan wil ik het huis uit. Het liefste een klein appartement met een studievriendin. Een groot huis waar je moet hospiteren is niks voor mij.
Thuis heb ik alle vrijheid. Uitgaan is geen probleem, maar veel doe ik dat niet. Iedere week heb ik een borrel bij Cleopatra. Dat wordt wel eens laat, maar daar houden mijn ouders rekening mee.
Onderdeel van het thuis wonen is het gezinsleven. Ik kook een paar keer week, ruim het huis op en verschoon de kattenbak. Wat ik af en toe wel mis, is meer privacy. Ik heb nu geen relatie, maar met je vriend op je kamer lijkt mij fijner dan met hem bij je ouders thuis.’