Vorig jaar ging nog 90 procent van de startende bachelorstudenten in Groningen op kamers, dit jaar is dat nog ‘maar’ 70 procent. Dat blijkt uit een onderzoek van brancheorganisatie Kences.
Landelijk zijn die cijfers anders: vorig jaar was 28 procent uitwonend, dit jaar slechts 13 procent. Bijna de helft van de studenten geeft aan thuis te blijven wonen vanwege het studievoorschot.
Het onderzoeksbureau verwacht dat in de toekomst steeds meer studenten bij hun ouders blijven wonen. ‘Dit kan mogelijk grote gevolgen hebben voor studentenparticipatie, de keuzevrijheid van studenten voor studiesteden en de verdere ontwikkeling van kennissteden’, zegt directeur Ardin Mourik van Kences.
Kamernood
Het betekent volgens Mourik nog niet dat de kamernood snel is opgelost. Het zijn vooral de eerstejaars die thuis blijven. De ouderejaars, die aan hun studie begonnen toen de basisbeurs er nog was, wonen grotendeels wel op kamers. ‘Daarnaast horen we nog steeds berichten over het toenemend aantal internationale studenten dat in Nederland komt studeren. Er blijft dus werk aan de winkel voor de studentenhuisvesters’, aldus de directeur van Kences.
De RUG constateert al langer een afname van het aantal Nederlandse eerstejaarsstudenten. ‘Als een van de redenen noemden we toen het toenemende aantal studenten dat thuis blijft wonen. Voor een studiestad als Groningen, met een hoog percentage studenten dat op kamers woont, is dat effect extra sterk. Daarbij hebben we ook aangegeven dat de instroom van het aantal internationale studenten dit volledig compenseert’, reageert RUG-woordvoerder Gernant Deekens.