De RUG werkt vaak met weinig realistische bouwscenario’s. Er is altijd vertraging en er is altijd wel iets dat niet of niet goed werkt, zoals nu ook met de Feringa Building, ziet columnist Dirk-Jan Scheffers.
Ik had deze week een vrolijke column in de pen over appeltjes van Oranje maar de actualiteit haalde mij in.
In UKrant van afgelopen week stond een verhaal over de frustratie die heerst onder onderzoekers die verhuisd zijn naar het nieuwe Feringagebouw (ik ben een groot voorstander van Engels in het onderwijs, maar ik weiger om dit gebouw in Nederlandse teksten ‘building’ te noemen).
Notabene dezelfde promovendus die drie weken geleden zeer tevreden was met de labs die volledig naar wens waren ingericht, meldt nu dat het gek is dat de vakgroep verhuisde zonder dat het laboratorium klaar is. Hoogleraren kijken ondertussen of ze kunnen uitwijken (of terug naar het oude lab) om experimenten uit te kunnen voeren.
Het deed mij een beetje denken aan het begin van mijn tenuretrack aan de RUG. Ik zou, zo werd mij tijdens de sollicitatie voorgespiegeld, beginnen in een fonkelnagelnieuwe Linnaeusborg, die dan al vol in bedrijf zou zijn. Toen het eenmaal zo ver was, begon ik in hetzelfde Biologisch Centrum in Haren waar ik zo’n tien jaar eerder uit vertrokken was om de wijdere academische wereld te ontdekken.
De bouwmarkt, aardbevingen, vleermuizen; er is altijd wel iets onvoorziens
Mijn verhuizing naar de Linnaeusborg enkele maanden later verliep probleemloos – er viel nog niet zo veel te verhuizen. Maar ook de Linnaeusborg had kinderziektes. De klimaatinstallaties functioneerden niet, de krachtstroom bleek niet geïnstalleerd op de afgesproken plekken en de dierenverblijven waren afgewerkt met een niet waterafneembare coating, wat de schoonmaak onmogelijk maakte.
Als de universiteit grootschalige (ver)bouwplannen heeft, kun je van tevoren twee zaken voorspellen: het wordt duurder dan begroot en de planning wordt niet gehaald. Een derde wetmatigheid is dat de vertraging en/of overschrijding wordt geweten aan externe factoren. De bouwmarkt, aardbevingen, vleermuizenkolonies, veiligheidsvoorschriften en dwarsliggende rechters; er is altijd wel iets onvoorziens.
De enige RUG-bouwput waar het afgelopen decennium alles wel goed ging, volgens de toenmalige bestuurders althans, ligt op duizenden kilometers van Stad, in het Chinese Yantai.
Bij verhuizingen blijkt dat er meer tijd besteed had moeten worden aan het testen en inregelen
Aangezien het zo voorspelbaar is dat er altijd wel iets is wat de bouwplannen van de RUG dwarsboomt, is het moeilijk te begrijpen dat er in de planning altijd wordt uitgegaan van het gunstigste scenario. Het gevolg is ongemak, bijvoorbeeld een ongezond koud werkklimaat in Nijenborg 4, waar jarenlang geen onderhoud werd gepleegd omdat men toch op het punt stond te verhuizen.
Een ander gevolg is dubbel werk. De garantie van de RUG dat het Feringagebouw bij het begin van het academisch jaar beschikbaar zou zijn voor onderwijs, bleek op het laatste moment boterzacht.
Op stel en sprong moest vervangende ruimte gezocht (en gehuurd) worden en de roostering omgegooid wat een boel extra werk voor de roosteraars van de faculteit betekende. Bij verhuizingen blijkt bovendien regelmatig dat er meer tijd besteed had moeten worden aan het testen en inregelen van kritieke installaties.
Ik hoop dat de problemen in het overigens prachtige Feringagebouw snel worden opgelost. Maar ik hoop ook dat er in het vervolg met meer realistische scenario’s gewerkt wordt als er weer eens wat ge- of verbouwd moet worden.
En ik hoop dat het een maandje rustig blijft, zodat ik u volgende keer wel wat over sinaasappelsap kan vertellen.
DIRK-JAN SCHEFFERS