Geachte Mevrouw? Beste professor? Geachte docent? Columnist Wilma Heesen weet niet zo goed hoe ze moet en wil worden aan gesproken.
In deze tijd van inclusief taalgebruik is een aanhef van een Nederlandstalige zakelijke mail nog niet zo een-twee-drie gemaakt. Waar in een grijs verleden een officiële brief begon met ‘Mijne Heren’, is de emancipatie van de nette mail blijven steken bij ‘Geachte Heer’ of ‘Geachte Mevrouw’.
Hoog tijd voor een meer inclusieve aanhef. Maar hoe dan?
Ik dacht dat een aanhef zonder aanduiding van de sekse maar met voornaam een makkelijke oplossing zou zijn. Helaas, ook daar kan het misgaan. Als iemand zich niet meer herkent in de naam die bij de geboorte is gegeven, is de officiële voornaam verworden tot een deadname.
Zo kan elke goedbedoelde nette mail een potentieel kwetsend bericht worden. Tijd om de Stijlgids inclusief taalgebruik van de afdeling diversiteit en inclusie van de RUG erop na te slaan. Daarin staan prachtige oplossingen voor Engelstalige mails, maar geen alternatieven voor de Nederlandstalige.
Dan maar een goed idee jatten uit een andere wereld, bijvoorbeeld het leger. Daar wordt iedereen al sinds mensenheugenis bij zijn of haar rang genoemd. Inclusiviteit avant la lettre!
In het het leger wordt iedereen bij zijn of haar rang genoemd. Inclusiviteit avant la lettre!
Wat als we dit ook eens in onze academische wereld invoeren? Er zijn alleen zoveel titels om uit te kiezen, dus hoe kies je de juiste? Tijd voor een korte stoomcursus rangen en standen in de academie.
Zo aan het begin van het academisch jaar krijg ik altijd wel een aantal mails van studenten gericht aan professor Heesen. Zij krijgen tien punten op inclusiviteit en professionaliteit, maar een onvoldoende op kennis van de carrièreladder van een universiteit.
Als vrouw van rond de veertig is de kans dat ik professor ben namelijk bijzonder klein. Slechts 10 procent van het wetenschappelijk personeel aan de Nederlandse universiteiten is professor, 27 procent daarvan is vrouw.
De meeste academici die bevorderd worden tot hoogleraar (alias professor) lopen tegen de vijftig. De weg naar deze titel is lang en hobbelig. Slechts een enkeling die eraan begint, schopt het ook echt tot professor.
De meeste academici die bevorderd worden tot hoogleraar lopen tegen de vijftig
Het pad loopt vanaf een PhD-traject naar een postdoctorale onderzoeksplek en dan met een beetje geluk door naar assistent professor; dat is geen secretaresse van de professor, maar een mid-level academicus (universitair docent). Van daaruit volgt nog een volgende stap naar associate professor (universitair hoofddocent).
Aan het eind van al deze beproevingen ligt voor sommigen de toga klaar die gedragen wordt door de hoogleraar. Niet te verwarren met de toma. Dat is het inclusieve protestkledingstuk voor alle mid-level academici. Naast collega’s die deze lange onderzoeksroute hebben gevolgd, zijn er dan ook nog docenten (zoals ik) die zich vooral met onderwijs bezighouden.
Als je het beestje bij z’n functie zou willen noemen, zou een mail aan mij dus de aanhef ‘geachte docent Heesen’ krijgen. Mwah, dat is toch niet een schrijven waar iemand blij van wordt?
In België is dit probleem getackeld door iedereen die lesgeeft aan een academie aan te spreken met professor. In mijn ogen een degradatie van al die noeste arbeid van onze echte professoren. Maar wat is dan wel de oplossing voor het ‘first world problem’ met de aanhef van een nette mail?
Tijd voor een prijsvraag voor het beste idee via UKrant!
WILMA HEESEN