Isti Hidayati van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen heeft de Wierenga-Rengerink-prijs gewonnen – plus 7500 euro aan prijzengeld – voor de beste RUG-dissertatie van 2020. Maar hoe schrijf je zo’n prijswinnend proefschrift eigenlijk?
Gefeliciteerd met de prijs, Isti! Jouw werk werd uit elf kanshebbers gekozen door een jury van voormalige rectoren en Cisca Wijmenga. Waar gaat je onderzoek over?
‘Het gaat over ongelijkheid in mobiliteit in de grote steden Jakarta en Kuala Lumpur, waar lopen geassocieerd wordt met een lage socio-economische status. Door met de buurtbewoners te praten en diverse statistische data te analyseren, bekeek ik hoe sociale gewoontes en ruimtelijke inrichting leiden tot de marginalisatie van voetgangers.’
De jury prees je innovatieve manier van het combineren van onderzoeksmethodes. Hoe kwam je daarop?
‘Ik zou het zelf niet als iets nieuws zien, omdat het in feite een kwestie was van het combineren van de beschikbare methodes waar mijn supervisors en mijn promotor experts in zijn. Ik probeerde zo goed mogelijk gebruik te maken van hun expertise.
Maar voor ik aan mijn onderzoek begon, dacht ik dat specifieke methodes alleen gebruikt zouden moeten worden voor het oplossen van specifieke problemen. Ik heb geleerd dat je niet bang moet zijn om ze op een creatieve manier toe te passen. Zo heb ik de space syntax-analyse die eerst gebruikt werd om transport en architectuur te beoordelen toegepast op mobiliteitservaringen. Dus we dachten: waarom gaan we niet na of die toegankelijke straten in Zuidoost Azië wel echt zo toegankelijk zijn, en of ze een goede ervaring bieden aan de mensen die er doorheen komen. Dat pakte goed uit.’
Was het makkelijk voor je om zo’n baanbrekende dissertatie helemaal op schema te schrijven?
‘Om eerlijk te zijn kwamen er bloed, zweet en tranen bij kijken. Maar ik denk dat een van de redenen dat ik op tijd kon promoveren is dat mijn supervisors en ik onderwerpen verdeelden en daar tegelijk aan werkten. Dus in plaats van eerst het ene paper te schrijven en te publiceren en daarna het andere, zoals sommige van mijn vrienden deden, werkte ik tegelijkertijd met de ene supervisor aan genderervaringen en aan ruimtelijke analyse en ongelijkheid in mobiliteit met de twee anderen. Anders was ik misschien veel tijd verloren met wachten tot het reviewproces voor elk van mijn vijf papers klaar was.’
Dat moet veel multitasken geweest zijn. Heb je nooit tevergeefs naar een lege pagina zitten staren?
‘Dat gebeurt me soms wel, dat ik het idee heb dat ik gewoon niks meer kan schrijven. Maar dan ga ik mijn literatuurverwijzingen organiseren of ik archiveer documenten, als het maar iets is dat je zonder veel nadenken kunt doen maar waardoor je toch het idee hebt dat je vooruit komt. Dat voldane gevoel, het idee dat je iets bereikt hebt, kan je helpen om door te zetten.’
Wat deed je als je het gevoel had dat je niet vooruit kwam met je onderzoek? Dat maken veel promovendi mee, vooral in hun eerste jaren.
‘Ik denk dat het belangrijkste is dat je om hulp vraagt als je het gevoel hebt dat je aan het worstelen bent. Ik was zelf aanvankelijk bang om toe te geven dat ik het moeilijk had, omdat ik aan iedereen wilde bewijzen dat ik gekwalificeerd was, zelfs als het op de kleinste dingen aankwam.
In mijn eerste maanden durfde ik geen afspraak te maken met mijn supervisor en promotor. Want in mijn thuisland Indonesië wacht je op je supervisor, die boven jou staat, om het initiatief te nemen om een afspraak te maken. Ik ontdekte dat het hier anders ging toen mijn supervisors aan de RUG vroegen: waarom neem je geen contact met ons op? En ik had zoiets van: ik was op jullie aan het wachten!
Dus nu weet ik dat vragen stellen of bijvoorbeeld je worsteling met een collega delen helemaal oké is. Je hoeft het niet alleen te doen.’